Home

Centrale Raad van Beroep, 18-08-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2104, 20/1869 WSF

Centrale Raad van Beroep, 18-08-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2104, 20/1869 WSF

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
18 augustus 2021
Datum publicatie
24 augustus 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2021:2104
Zaaknummer
20/1869 WSF

Inhoudsindicatie

De minister heeft het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

20 1869 WSF

Datum uitspraak: 18 augustus 2021

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 april 2020, 19/2055 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.P.M. van Gilse, hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2021. Voor appellante is mr. Van Gilse verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.M.S. Slagter.

OVERWEGINGEN

1.1.

Bij besluit van 6 december 2016 heeft de minister, voor zover hier van belang, vastgesteld dat appellante vanaf 1 september 2017 geen recht meer heeft op een prestatiebeurs.

1.2.

Bij besluit van 24 mei 2017 heeft de minister aan appellante vanaf 1 september 2017 een lening van € 0,- toegekend.

1.3.

Appellante heeft op 21 december 2018 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 6 december 2016 en 24 mei 2017.

1.4.

De minister heeft het bezwaar tegen beide besluiten bij besluit van 9 april 2019 (bestreden besluit) wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat appellante het bezwaarschrift tegen de besluiten van 6 december 2016 en 24 mei 2017 na afloop van de wettelijke termijn van zes weken heeft ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van 8 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2377 en 18 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:182, heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat appellante gezien haar medische situatie buiten staat is geweest om zelf, dan wel via haar gemachtigde [naam]) tijdig bezwaar te maken. Daarbij is van betekenis geacht dat in beroep is verklaard dat de operatie van appellante op [datum in 1] 2016 op zich voorspoedig is verlopen en nog een ooglidcorrectie als ‘finishing touch’ diende plaats te vinden, welke is uitgevoerd op [datum in 2] 2017.

3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding gelet op de medische situatie wel verschoonbaar is. In dit verband heeft zij gesteld dat de twee grote operaties op [datum in 1] 2016 en [datum in 2] 2017 ook psychisch erg belastend waren en het mislukken van de operatie op [datum in 2] 2017 en de gevolgen daarvan – volledige arbeidsongeschiktheid en het moeten staken van haar studie – niet voorzienbaar waren. Zij had er dan ook geen rekening mee gehouden dat zij haar zaken niet goed kon regelen en daarvoor een derde had moeten inschakelen. Bovendien vermelden de Berichten studiefinanciering niet dat deze een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing inhouden en bevatten ze geen ondubbelzinnige rechtsmiddelenclausule. Er staat onderaan beide berichten alleen “Lees de toelichting als je het niet eens bent met een beslissing”.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en op hoofdlijnen de overwegingen die zij daartoe heeft gegeven, dat de minister het bezwaar van appellante terecht nietontvankelijk heeft verklaard. Gelet op wat in hoger beroep is aangevoerd wordt hier het volgende aan toegevoegd. Alhoewel invoelbaar is dat de aangeboren lichamelijke aandoening van appellante en de daarmee verband houdende grote operaties psychisch belastend voor appellante zijn (geweest), maakt dit de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Op grond van de beschikbare gegevens is niet gebleken dat dit een belemmering heeft gevormd om tijdig bezwaar te maken tegen de besluiten van 6 december 2016 en 24 mei 2017. Het gegeven dat bij, en na, de operatie op [datum in 2] 2017 blijvende beperkingen zijn opgetreden die niet voorzienbaar waren maakt de termijnoverschrijding evenmin verschoonbaar. Er resteerde voorafgaand aan de, geplande, operatie op [datum in 2] 2017 voldoende tijd om tijdig bezwaar te maken tegen het besluit van 24 mei 2017.

4.2.

De Berichten studiefinanciering zijn onmiskenbaar op rechtsgevolg gericht en over de betekenis van deze Berichten heeft, mede gezien wat in bezwaar en beroep is aangevoerd, bij appellante ook geen misverstand bestaan. Het gegeven dat de besluiten zelf geen rechtsmiddelenclausule bevatten geeft geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. In de besluiten staat duidelijk dat indien de student het niet eens is met een beslissing, en dus ook de hier aan de orde zijnde besluiten, hij of zij de toelichting moet lezen. Ook rijmt deze eerst in hoger beroep naar voren gebrachte reden voor de termijnoverschrijding niet met het van meet af aan ingenomen standpunt dat de medische situatie de reden is van de termijnoverschrijding.

4.3.

Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van H. Spaargaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2021.

(getekend) D.S. de Vries

(getekend) H. Spaargaren