Centrale Raad van Beroep, 10-11-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2784, 20/360 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 10-11-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2784, 20/360 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 10 november 2021
- Datum publicatie
- 11 november 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2021:2784
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:5775, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 20/360 WMO15
Inhoudsindicatie
Maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden verstrekt voor 3,5 uur per week te leveren door Axxicom. Dat appellant liever zorg blijft ontvangen van een hulp die hij thans heeft, maar die niet in dienst is van Axxicom , is niet onbegrijpelijk, maar maakt niet dat de door Axxicom verstrekte voorziening niet passend is.
Uitspraak
20 360 WMO15
Datum uitspraak: 10 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 december 2019, 18/7021 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gedeeltelijk door middel van beeldbellen plaatsgevonden op 8 september 2021. Namens appellant is mr. Wevers verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y. Bons en M. van Leeuwen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 18 juli 2017 heeft het college aan appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden verstrekt voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2023 in de vorm van zorg in natura, te leveren door Axxicom op basis van een nog op te stellen ondersteuningsplan. Het college heeft met aanbieder Axxicom een overeenkomst gesloten voor het leveren van hulp in de wijk waarin appellant woont.
Bij besluit van 11 september 2018 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 juli 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dat besluit heeft appellant beroep ingesteld. Bij besluit van 15 mei 2019 (bestreden besluit 2) heeft het college het besluit van 18 juli 2017 vervangen en aan appellant een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden verstrekt voor 3,5 uur per week voor de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2023, te leveren door Axxicom .
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover nog van belang, het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Verweerder heeft er in verweer op gewezen dat appellant is voorgehouden dat hij in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden budget, zodat hij zelf de gewenste hulp kan betrekken. Appellant wenst van deze mogelijkheid echter geen gebruik te maken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo 2015 bepaalt, voor zover van belang, dat het college bij een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning onderzoek doet naar de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. In het vijfde lid van dit artikel is, voor zover van belang, bepaald dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt en de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.
Tussen partijen is in geschil of de hulp bij het huishouden te leveren door aanbieder Axxicom , en niet, volgens de voorkeur van appellant, door een andere aanbieder waarbij zijn vaste hulp in dienst is, voor hem een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin hij in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.
Het is aan het college, redelijkerwijs rekening houdend met de voorkeur van de cliënt, om te besluiten op welke wijze wordt voorzien in een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid of participatie. Dit gaat echter niet zo ver dat de voorkeur van een cliënt voor een bepaalde hulpverlener bepalend is voor de keuze van de aanbieder met wie het college een overeenkomst sluit. Bepalend is of de verstrekte maatwerkvoorziening passend is. Het standpunt van appellant dat hij in het verleden de hulp van Axxicom als slecht heeft ervaren is onvoldoende om aannemelijk te maken dat de verstrekte maatwerkvoorziening niet passend is. Dat appellant liever zorg blijft ontvangen van een hulp die hij thans heeft, maar die niet in dienst is van Axxicom , is niet onbegrijpelijk, maar maakt niet dat de door Axxicom verstrekte voorziening niet passend is. Het oordeel van de rechtbank ter zake over het bestreden besluit 2 is juist.
Appellant heeft terecht aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen vergoeding voor de kosten in bezwaar heeft toegekend. Het bestreden besluit 1 is met het bestreden besluit 2 ingetrokken. Het college heeft bij bestreden besluit 2 ten onrechte nagelaten de kosten van bezwaar aan appellant te vergoeden. De rechtbank heeft dat niet onderkend. De aangevallen uitspraak voor zover hierop betrekking hebbend dient te worden vernietigd. Het college dient alsnog in de kosten van bezwaar te worden veroordeeld, zoals hierna is voorzien in 5. Voor het overige zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De kosten voor bezwaar worden bepaald op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 534,-). Tevens bestaat aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze worden begroot op € 1.496,- voor verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover betrekking hebbend op de kostenveroordeling in bezwaar;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 2.564,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht van € 131,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en J.P.A. Boersma en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021.
(getekend) J. Brand
(getekend) M. Stumpel