Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-12-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:5775, BRE 18_7021
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-12-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:5775, BRE 18_7021
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 19 december 2019
- Datum publicatie
- 24 december 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2019:5775
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2021:2784, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE 18_7021
Inhoudsindicatie
De gemeenteraad heeft binnen de redelijke grenzen van de beleidsvrijheid kunnen kiezen voor een systeem van wijkgerichte zorg. Dat betekent dat het college in beginsel huishoudelijke hulp aan eiser heeft kunnen toekennen te verrichten door de voor het gebied waar eiser woont gecontracteerde zorgaanbieder. De rechtbank is van oordeel dat eiser aan artikel 2.1.2, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wmo 2015 geen recht op een vrije keuze uit de gecontracteerde zorgaanbieders kan ontlenen. Verder heeft het college in de persoonlijke wens van eiser om de huishoudelijke hulp te behouden die hij al jaren heeft, geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van het beleid. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat eiser met een pgb zelf de inkoop van zijn huishoudelijke hulp kan regelen.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/7021 WMO15
gemachtigde: mr. K. Wevers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 18 juli 2017 (primaire besluit) heeft het college aan eiser een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp toegekend voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2023. De voorziening wordt verstrekt in de vorm van zorg in natura en de zorgaanbieder is Axxicom. Tegen dat besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 11 september 2018 (bestreden besluit I) heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
In het besluit van 15 mei 2019 (bestreden besluit II) heeft het college aan eiser alsnog een indicatie voor huishoudelijke hulp verstrekt voor 3,5 uur per week voor de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2023. De hulp zal worden geleverd door Axxicom. Het beroep heeft gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op dit besluit.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 november 2019. Hierbij waren eiser en zijn gemachtigde aanwezig en namens het college was [naam vertegenwoordiger] aanwezig.
Overwegingen
1. Eiser ontvangt van het college een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura voor de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2023. De huishoudelijke hulp zal worden geleverd door Axxicom. Eiser wenst echter geen gebruik te maken van die zorgaanbieder. Hij wil dat het college ervoor zorgt dat hij zijn oude huishoudelijke hulp kan houden, die werkzaam is bij de eveneens door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder Thuiszorg West-Brabant (TWB).
Het geschil
2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college eiser de keuze dient te geven voor een andere door de gemeente gecontracteerde aanbieder voor huishoudelijke hulp.
Standpunt van eiser
3. Eiser geeft aan dat hij wel een voorziening in natura wil, maar hij wil niet zijn vaste huishoudelijke hulp verliezen. Het college heeft ten onrechte geen rekening gehouden met artikel 2.1.2, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), omdat er geen keuzemogelijkheden bestaan bij een voorziening huishoudelijke hulp in natura. Om die reden koopt hij nu zelf zijn huishoudelijke hulp in. Hij wil echter een voorziening in natura, waarbij hij de mogelijkheid heeft om te kiezen voor zorgaanbieder TWB. De relatie tussen eiser en Axxicom is namelijk door verschillende omstandigheden ernstig verzuurd. Een persoonsgebonden budget (pgb) is voor eiser geen optie en daarom vindt hij dat de afspraken die de gemeente heeft gemaakt geen blokkade mogen zijn om vrij te kiezen tussen de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders.
Standpunt van verweerder
4. Het college stelt zich allereerst op het standpunt dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij tot op heden geen gebruik heeft gemaakt van zijn indicatie huishoudelijke hulp. Verder is er in het beleid gekozen voor wijkgerichte zorg, wat als voordeel heeft dat de aanbieders specifieke kennis van de wijk hebben. Eiser heeft weliswaar een punt als hij stelt dat er keuzevrijheid moet zijn, maar die geldt niet voor de aanbieder als zodanig. In het beleid wordt de keuzevrijheid overeenkomstig de Wmo 2015 geboden op basis van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond. Axxicom is de aanbieder die in de wijk van eiser werkzaam is en even geschikt is als TWB. Het college begrijpt de wens van eiser om zijn oude hulp te behouden, maar er wordt geen aanleiding gezien om voor eiser een uitzondering te maken op het beleid. Aan eiser is verder nog de mogelijkheid van een pgb geboden, maar daarvan wenst hij geen gebruik te maken.
Wettelijk kader
5. Artikel 2.1.2, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de gemeenteraad periodiek een plan vaststelt met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning.
Het vierde lid, aanhef en onder c, van dit artikel bepaalt dat in het plan bijzondere aandacht wordt gegeven aan keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, waarbij rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van cliënten, in het bijzonder voor kleine doelgroepen.
Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Procesbelang
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat bestreden besluit II een wijziging inhoudt van bestreden besluit I, in die zin dat de indicatie huishoudelijke hulp alsnog in een aantal uren is uitgedrukt. Omdat niet is gesteld of gebleken dat eiser nog een procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit I, zal de rechtbank het beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
7. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser evenmin procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen bestreden besluit II. De rechtbank volgt het college daarin niet. Dat eiser geen gebruik maakt van zijn indicatie huishoudelijke hulp, maakt dat niet anders. Hij maakt daar immers geen gebruik van, omdat hij het niet eens is met de zorgverlener die hem door het college wordt aangeboden. Omdat de indicatie is afgegeven voor de periode tot en met 30 juni 2023, kan eiser met het beroep bereiken dat hem voor de resterende periode een andere zorgaanbieder moet worden toegekend. Ook zou hij bij een eventuele gegrondverklaring een verzoek om schadevergoeding kunnen doen, omdat hij in plaats van gebruik te maken van zijn indicatie zelf de huishoudelijke hulp inkoopt bij TWB.
Beoordeling
8. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het college aan eiser in het kader van de aan hem toegekende huishoudelijke hulp in natura de keuze van een andere gecontracteerde zorgaanbieder moet bieden.
9. De gemeenteraad van de gemeente Roosendaal heeft overeenkomstig artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 een plan met beleidsvoornemens opgesteld, waarin voor de huishoudelijke hulp is gekozen voor wijkgerichte zorg. Dat houdt in dat de gemeente is opgedeeld in zorggebieden en dat in elk van die gebieden een van de gecontracteerde zorgaanbieders werkzaam is. In het gebied waar eiser woont, is dat Axxicom. De rechtbank overweegt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het hiervoor bedoelde plan een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank is van oordeel dat de gemeenteraad binnen de redelijke grenzen van die vrijheid heeft kunnen kiezen voor een systeem van wijkgerichte zorg. Dat betekent dat het college in beginsel, overeenkomstig het plan van de gemeenteraad, aan eiser door Axxicom te verzorgen huishoudelijke hulp heeft kunnen toekennen.
10. Eiser is het daar niet mee eens en heeft zich op het standpunt gesteld dat uit artikel 2.1.2, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wmo 2015, en de toelichting daarop, volgt dat het college gehouden is om hem de vrije keuze te geven uit de gecontracteerde zorgaanbieders. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Uit dat artikel en de toelichting daarop volgt dat de gemeenteraad periodiek een plan moet vaststellen, waarbij aandacht moet worden geschonken aan de keuzemogelijkheden voor gebruikers van de maatwerkvoorzieningen en met name die voor kleine doelgroepen. In het bijzonder gaat het daarbij om de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de gebruikers. Dergelijke omstandigheden spelen bij eiser echter geen rol bij zijn voorkeur voor zijn huishoudelijke hulp. Hij wenst namelijk de huishoudelijke hulp te behouden die hij al jaren heeft, maar die in dienst is bij een andere gecontracteerde zorgaanbieder.
11. De rechtbank is van oordeel dat het college in die persoonlijke wens van eiser geen aanleiding heeft hoeven zien om in afwijking van het beleid aan eiser huishoudelijke hulp toe te kennen van de gecontracteerde zorgaanbieder van zijn voorkeur, te weten TWB. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat eiser de mogelijkheid heeft om in plaats van zorg in natura te kiezen voor een pgb, waarmee hij zelf de inkoop van zijn huishoudelijke hulp kan regelen. Dat de hoogte van een pgb niet afdoende zou zijn, heeft eiser niet onderbouwd. Bovendien is de hoogte van een eventueel te verstrekken pgb ook geen onderdeel van dit geschil. Dat eiser geen pgb wil vanwege de administratieve rompslomp betekent ook niet dat het college dan gehouden is om aan hem huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura te verstrekken, te leveren door de gecontracteerde zorgaanbieder van zijn voorkeur.
12. Gelet op voorgaande zal het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond worden verklaard.
Proceskosten
13. Omdat het college met bestreden besluit II heeft erkend dat bestreden besluit I onjuist was, dient het college het griffierecht aan eiser te vergoeden.
14. Daarnaast zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten voor zover het beroep betrekking heeft op bestreden besluit I. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- -
-
verklaart het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond;
- -
-
draagt het college op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
- -
-
veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 512,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, voorzitter, en mr. V.M. Schotanus en mr. C.E.M. Marsé, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Kroes griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: