Centrale Raad van Beroep, 17-11-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2879, 19/823 WAJONG
Centrale Raad van Beroep, 17-11-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2879, 19/823 WAJONG
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 17 november 2021
- Datum publicatie
- 23 november 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2021:2879
- Zaaknummer
- 19/823 WAJONG
Inhoudsindicatie
Wajong uitkering terecht verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon. De rechtbank heeft terecht het Uwv gevolgd in zijn standpunt dat appellante beschikt over arbeidsvermogen. Toetsing aan de hand van arrest Korošec. 1) Voldoende zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsartsen. 2) Geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms. 3) De rechtbank heeft terecht de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd dat appellante ten minste één uur aaneengesloten kan werken en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft ook terecht de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gevolgd dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en zij de taak van verwijderen van randen van rubber kan uitvoeren.
Uitspraak
19 823 WAJONG
Datum uitspraak: 17 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 augustus 2018, 17/3236 (aangevallen tussenuitspraak) en tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 januari 2019, 17/3236 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. ing. J.G. van Ek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Ek. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten. Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Het Uwv heeft vragen van de Raad beantwoord. Appellante heeft hierop gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid van de Awb is gesloten.
OVERWEGINGEN
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1995, heeft sinds 27 januari 2014 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2010) ontvangen, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) in werking getreden. Bij brief van 24 mei 2016 heeft het Uwv aan appellante een voorlopige beoordeling arbeidsvermogen gestuurd, waarin is vermeld dat aangenomen wordt dat appellante arbeidsvermogen heeft. Appellante heeft in reactie daarop te kennen gegeven het niet eens te zijn met deze beoordeling. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 12 januari 2017 vastgesteld dat appellante geen arbeidsvermogen heeft maar er geen sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Als gevolg hiervan wordt de Wajong‑uitkering met ingang van 1 januari 2018 verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon.
Bij besluit van 20 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 12 januari 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv stelt zich in het bestreden besluit op het gewijzigde standpunt dat bij appellante per 1 januari 2018 sprake is van arbeidsvermogen. Aan dit besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Bij de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat appellante vier uur per dag belastbaar is. Ook met betrekking tot het aaneengesloten kunnen werken van één uur heeft de rechtbank het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet te oordelen dat appelante niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv echter onvoldoende gemotiveerd dat de drie geselecteerde taken – Verwijderen van randen van rubber (taaknummer 2001), Intern transport van linnengoed-kleding (taaknummer 0903) en Vullen van afwasmachine (taaknummer 0601) – passend waren voor appellante.
Bij brief van 12 september 2018 heeft het Uwv te kennen gegeven het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek te zullen herstellen. Met een rapport van 7 september 2018 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nadere motivering gegeven voor het standpunt dat de geselecteerde taken passend zijn voor appellante.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Ook heeft de rechtbank beslissingen gegeven over het griffierecht en de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 september 2018 de passendheid van de voor appellante geselecteerde taak Verwijderen van randen van rubber alsnog afdoende heeft gemotiveerd en daarmee het in de aangevallen tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij geen arbeidsvermogen heeft, zodat zij met ingang van 1 januari 2018 onveranderd recht heeft op een uitkering ter hoogte van 75% van het minimumloon. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat er voor haar aandoening borderline in theorie wel behandelmogelijkheden zijn, maar dat er geen goede vooruitzichten zijn door de behandelresistente problematiek. Gelet op het dagverhaal, de diagnose en de ziektegeschiedenis kan betwijfeld worden of appellante gedurende een periode van een uur aaneengesloten kan werken en of zij ten minste vier uur per dag belastbaar is. Dat appellante onderwijs heeft gevolgd en korte tijd heeft gewerkt rechtvaardigt niet de conclusie dat zij over basale werknemersvaardigheden beschikt. Zij kan het huishouden niet op gestructureerde wijze doen en kan geen afspraken nakomen. Basale werknemersvaardigheden kunnen niet worden gecreëerd door ondersteuning of rekening houden met beperkingen. Verder is de geschiktheid van de geselecteerde taak Verwijderen van randen van rubber (nog steeds) onvoldoende gemotiveerd. De gestelde feitelijke werkomstandigheden van die taak zijn voor appellante niet verifieerbaar. Met een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212 , Korošec, heeft appellant verzocht om benoeming van een onafhankelijk deskundige.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 12 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2078.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante op 1 januari 2018 arbeidsvermogen had. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van één uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of bij een betrokkene sprake is van (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.
In zijn uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, heeft de Raad, gelet op het arrest Korošec, de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. Wat appellante heeft aangevoerd inzake de toetsing van het medisch oordeel door de rechter en het arrest Korošec, vormt geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de Raad in voornoemde uitspraak heeft uiteengezet. Dat leidt in dit geding tot het volgende.
Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming
De rapporten van de artsen van het Uwv zijn gebaseerd op zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent opgesteld. De verzekeringsartsen hebben appellante gezien, de dossiergegevens zijn bestudeerd en er heeft een psychisch onderzoek (door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep) plaatsgevonden. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat sprake is van een zorgvuldige besluitvorming.
Stap 2: equality of arms
Er is geen reden om aan te nemen dat appellante belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. Appellante heeft in bezwaar medische informatie overgelegd van Opsy orthopedagogiek en psychiatrie van 3 augustus 2016 en 22 november 2016, waarin de aandoening van appellante, de beperkingen die daar uit voortvloeien en het beloop van de behandeling uitgebreid worden beschreven. Onder de gedingstukken bevindt zich voorts een hulpverleningsplan met handelingsadviezen dat eveneens inzicht geeft in de problematiek van appellante en de wijze waarop zij in sociale situaties functioneert. Deze stukken zijn naar hun aard geschikt om twijfel te zaaien aan het oordeel van het Uwv dat appellante beschikt over arbeidsvermogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze informatie ook betrokken bij het vormen van een oordeel over de arbeidsmogelijkheden van appellante. Er is geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms en geen aanleiding om op die grond een deskundige in te schakelen. Het gestelde financiële onvermogen van appellante behoeft daarom geen bespreking.
Stap 3: de inhoudelijke beoordeling
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de onderzoeken van het Uwv zorgvuldig zijn geweest. De rechtbank heeft terecht de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd dat appellante ten minste één uur aaneengesloten kan werken en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft ook terecht de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gevolgd dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en zij de taak van Verwijderen van randen van rubber kan uitvoeren. De overwegingen die aan dit oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het Uwv verzocht te verduidelijken welke achtergrond een leidinggevende moet hebben om met de borderline problematiek van appellante in een werksituatie om te kunnen gaan en aan te geven in hoeverre die begeleiding in een werksituatie, ook onder beschutte omstandigheden, praktisch valt te realiseren. Naar aanleiding deze vraagstelling heeft het Uwv een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 juni 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 juni 2021 ingebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nader toegelicht dat zij uit de brief van Opsy van 22 november 2016 heeft overgenomen dat appellante begeleiding nodig heeft van een begeleider met expertise vanuit de psychiatrie. Daarmee wordt niet bedoeld dat deze begeleider zelf psycholoog of psychiater moet zijn. De begeleider c.q. leidinggevende moet volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel óf iemand zijn met ervaring (expertise) in de omvang met mensen met psychiatrische problemen óf iemand die geïnstrueerd is door een jobcoach in de omgang met mensen met deze problematiek. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens nader toegelicht dat en hoe de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep omschreven begeleiding in zowel een reguliere werksituatie als in beschut werk gerealiseerd kan worden. Deze rapporten onderschrijven de eerdere conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht het Uwv gevolgd in zijn standpunt dat appellante beschikt over arbeidsvermogen. Gelet hierop is de Wajong-uitkering van appellante met ingang van 1 januari 2018 terecht verlaagd naar 70% van het minimumloon.
Uit 4.3 tot en met 4.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De rechtbank heeft terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2021.
(getekend) E.J.J.M Weyers
(getekend) L. Winters