Home

Centrale Raad van Beroep, 01-06-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1203, 21/3033 AW-W2

Centrale Raad van Beroep, 01-06-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1203, 21/3033 AW-W2

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
1 juni 2022
Datum publicatie
9 juni 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:1203
Zaaknummer
21/3033 AW-W2

Inhoudsindicatie

Verzoek om wraking afgewezen. Geen aanwijzingen voor vooringenomenheid.

Uitspraak

21/3033 AW-W2

Datum beslissing: 1 juni 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)

PROCESVERLOOP

Namens verzoekster heeft [naam] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 juni 2020, 20/818, in het geding tussen verzoekster en de korpschef van politie (korpschef). Op 30 april 2021 heeft een meervoudige kamer van de Raad in dat geding uitspraak gedaan. B.J. van de Griend was voorzitter van die kamer. Namens verzoekster heeft [naam] vervolgens op 11 juni 2021 verzocht om herziening van deze uitspraak.

Verzoekster is op 23 februari 2022 uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting in de herzieningszaak op 24 maart 2022. Daarbij is aan haar meegedeeld dat B.J. van de Griend de behandelend rechter zou zijn. Verzoekster heeft op 4 maart 2022 een verzoek om wraking van de behandelend rechter ingediend. Bij beslissing van 15 maart 2022 heeft de wrakingskamer het verzoek afgewezen (ECLI:NL:CRVB:2022:610).

Op 24 maart 2022 heeft het onderzoek ter zitting in de herzieningszaak plaatsgevonden. Verzoekster en haar gemachtigde zijn daar verschenen. De korpschef is bij gemachtigde verschenen.

Op 25 maart 2022 heeft verzoekster andermaal een wrakingsverzoek tegen de behandelend rechter ingediend.

De behandelend rechter heeft op het verzoek om wraking gereageerd en in die reactie vermeld niet in dat verzoek te berusten.

Verzoekster en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de Raad op 23 mei 2022. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door [naam]. De behandelend rechter heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.

1.2.

Artikel 8:16, vierde lid, van de Awb bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.

2. Verzoekster heeft in haar verzoekschrift te kennen gegeven er geen vertrouwen in te hebben dat de behandelend rechter onbevooroordeeld naar haar verzoek om herziening zal kijken. Dat is ingegeven door de behandeling ter zitting van het hoger beroep op 19 maart 2021 en de daarop gevolgde uitspraak en door de inhoudelijke behandeling van het verzoek om herziening op 24 maart 2022. Verzoekster heeft vooringenomenheid afgeleid uit, voor zover hier van belang, het feit dat haar gemachtigde ter zitting op 24 maart 2022 niet in de gelegenheid is gesteld een pleitnota voor te dragen en/of uit te reiken. Bij de puntsgewijze benoeming van informatie daaruit werd hij voortdurend door de behandelend rechter onderbroken, waarbij werd meegedeeld dat het gestelde geen novum betrof. Verder kregen verzoekster en haar gemachtigde minder ruimte om ongestoord naar voren te brengen wat zij wilden (bijvoorbeeld door voorlezing uit stukken in het dossier) dan dat de korpschef dat kreeg, terwijl aan deze laatste ook nauwelijks vragen zijn gesteld over de ingebrachte stukken.

3.1.

Een wrakingsgrond moet gelegen zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).

3.2.

Voor zover de wrakingsgronden een herhaling zijn van wat er in het verzoek van 4 maart 2022 is aangevoerd met betrekking tot de procedure tot op dat moment, staat artikel 8:16, vierde lid, van de Awb aan de beoordeling daarvan in de weg. Wel kan de Raad zich buigen over wrakingsgronden voor zover deze zien op het verhandelde op de zitting van 24 maart 2022.

3.3.1.

Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt dat de behandelend rechter aan het begin van de behandeling het bijzondere karakter van het rechtsmiddel herziening (artikel 8:119 van de Awb) heeft uiteengezet en dat zij (de gemachtigde van) verzoekster kritisch de vraag heeft voorgehouden of in het voorliggende geval sprake is van feiten op grond waarvan volgens de wet een verzoek om herziening kan worden toegewezen. Ook in de loop van de zitting heeft zij (de gemachtigde van) verzoekster gewezen op het toetsingskader dat van toepassing is op een verzoek om herziening. Aldus heeft de behandelend rechter de mogelijkheid geboden om ter zitting nadrukkelijk in te gaan op mogelijk aanwezige juridische knelpunten, in plaats van verzoekster daarmee - eventueel - pas in de uitspraak te confronteren. Een dergelijke wijze van behandeling impliceert niet dat de behandelend rechter haar oordeel al op voorhand heeft gevormd en is geen aanwijzing voor vooringenomenheid.

3.3.2.

Op grond van artikel 8:61, eerste lid, van de Awb gelezen in samenhang met artikel 8:11, tweede lid, van de Awb heeft de rechter die zitting heeft in een enkelvoudige kamer de leiding over de zitting. Daarbij behoort het bewaken van de orde ter zitting. Het feit dat dit blijkens het proces-verbaal van de zitting af en toe indringend is gebeurd, om de regie te behouden, is geen aanwijzing voor vooringenomenheid.

3.3.3.

Uit het gegeven dat de behandelend rechter geen gelegenheid heeft geboden om ter zitting (delen van) een pleitnota voor te dragen is geen vooringenomenheid af te leiden. De behandeling van een zaak bij de Raad vindt plaats aan de hand van het stellen van vragen aan partijen. Bij de beantwoording van die vragen kunnen partijen hun standpunten zo nodig nader toelichten. Verder kunnen partijen reageren op wat door de andere partij(en) naar voren is gebracht. Na het stellen van de vragen krijgen partijen de gelegenheid punten naar voren te brengen die volgens hen nog niet of nog niet voldoende aan de orde zijn geweest. Verzoekster en haar gemachtigde mogen (inmiddels) bekend worden verondersteld met deze werkwijze, te meer nu die ook duidelijk uiteengezet is in de uitnodiging voor de zitting.

3.3.4.

Dat de behandelend rechter tijdens de behandeling ter zitting voor een te vormen oordeel over de zaak in dit verband vooral “steun heeft gezocht” bij de gemachtigde van de korpschef is uit het proces-verbaal niet af te leiden. Evenmin is uit het proces-verbaal gebleken dat verzoekster en haar gemachtigde niet ten volle de gelegenheid hebben gehad de standpunten over de gewenste herziening uiteen te zetten. Wel zijn aan verzoekster en haar gemachtigde kritische vragen gesteld in verband met de te beantwoorden rechtsvraag in een herzieningsprocedure en de bewijslast daarbij. Dit behoort tot de taak van de rechter en is geen blijk van vooringenomenheid.

3.4.

Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.

4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek af.

Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en E. Dijt en S.B. SmitColenbrander als leden, in tegenwoordigheid van B. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2022.

(getekend) E.J.M. Heijs

(getekend) B. van Dijk