Centrale Raad van Beroep, 03-10-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2095, 21/2234 WIA-W
Centrale Raad van Beroep, 03-10-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2095, 21/2234 WIA-W
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2022
- Datum publicatie
- 6 oktober 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2022:2095
- Zaaknummer
- 21/2234 WIA-W
Inhoudsindicatie
Verzoek om wraking afgewezen. Niet kan worden gezegd dat de door de behandelend rechter genomen procesbeslissingen, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de behandelend rechter.
Uitspraak
21 2234 WIA-W
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
Datum beslissing: 3 oktober 2022
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. M.A. van de Weerd, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 juni 2021, 20/981, in het geding tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Het onderzoek ter zitting in dit geding heeft plaatsgevonden op 6 juli 2022. H.G. Rottier was daarbij de behandelend rechter.
Op 6 juli 2022 heeft verzoekster een verzoek om wraking ingediend tegen de behandelend rechter.
De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoekster en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de Raad op 22 augustus 2022. Namens verzoekster is mr. Van de Weerd verschenen. De behandelend rechter is, zoals aangekondigd, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat haar gemachtigde, die telefonisch had doorgegeven niet tijdig, voor de geplande aanvangstijd van de zitting aanwezig te kunnen zijn, op geen enkele wijze, ook niet telefonisch, in de gelegenheid is gesteld om namens haar te worden gehoord. Alleen de gemachtigde van het Uwv heeft de behandeling van de zaak kunnen bijwonen. Er is aldus geen sprake geweest van hoor en wederhoor, zodat het recht op een eerlijk proces is geschonden. Verzoekster voelt zich onheus bejegend en behandeld en heeft zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat de behandelend rechter niet naar haar argumenten heeft willen luisteren. Door een aanvang te maken met de behandeling voordat de gemachtigde van verzoekster bij de Raad was gearriveerd, geen gelegenheid te bieden een verzoek om uitstel van de behandeling te formuleren en hem evenmin telefonisch te horen, heeft de behandelend rechter blijk gegeven van vooringenomenheid.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
Wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen van de rechter die een zaak behandelt. De vraag of zo’n beslissing al dan niet juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure. Procedurele beslissingen, zoals in de zaak van verzoekster om de behandeling van het hoger beroep ter zitting doorgang te laten vinden, geen uitstel te verlenen, verzoekster niet telefonisch te horen en het onderzoek ter zitting na de behandeling van de zaak te sluiten, kunnen alleen leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek indien deze in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die deze heeft gegeven (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, r.o. 3.4).
De behandelend rechter heeft in zijn reactie op het verzoek gewezen op de feitelijke gang van zaken, (mede) zoals hem die is gebleken uit de contacten die hij daarover voor en tijdens de zitting heeft gehad met de dienstdoende bodes. Uit zijn reactie volgt, samengevat, het volgende. Hem is verteld dat de gemachtigde van verzoekster – verzoekster zou zelf niet verschijnen – voor aanvang van de zitting had gebeld met de mededeling dat hij een kwartier na het geplande aanvangstijdstip van de behandeling van de zaak (13:00 uur) zou kunnen verschijnen. Dat kwartier was niet zo’n probleem, omdat het de laatste zitting van de dag was. Kort daarop bereikte hem via de bode het verzoek van de gemachtigde om telefonische behandeling, omdat hij in een heel lange file zou zitten waardoor hij nog uren onderweg zou zijn. Hij heeft om praktische en juridische redenen van het telefonisch horen afgezien. Een mogelijkheid was om gewoon te wachten tot de advocaat er zou zijn, maar de gemachtigde van het Uwv had daar met het oog op de aangekondigde lange vertraging bezwaar tegen. Daarom heeft hij ook geen verder uitstel verleend. Rond 13.15 uur heeft hij de zaak behandeld en na behandeling het onderzoek ter zitting gesloten. De beschrijving van de redenen van de vertraging en het verder verloop kan de behandelend rechter niet bevestigen. Hij kan alleen beschrijven wat hij van de bodes heeft vernomen.
Verzoekster heeft in het wrakingsverzoek en de daarop ter zitting van de wrakingskamer gegeven toelichting gewezen op de feitelijke gang van zaken zoals die is geweest, bezien vanuit haar perspectief. Voor aanvang van de behandeling ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster via zijn secretariaat de mededeling laten doorgeven dat hij als gevolg van overmacht mogelijk iets verlaat bij het gerechtsgebouw zou arriveren. Als gevolg van een uitgelopen voorgeleiding bij de rechtbank kon hij pas later naar de Raad vertrekken en vanwege een file als gevolg van een ongeval had hij een langere reistijd dan gebruikelijk. Omdat de vertraging meer opliep dan aanvankelijk gedacht, heeft de gemachtigde van verzoekster kort voor het geplande aanvangstijdstip van de zitting laten weten dat hij opnieuw in een file stond en dat hij verwachtte, gerekend vanaf dat moment, nog een half uur onderweg te zijn. Daarbij heeft hij het voorstel gedaan telefonisch te worden gehoord, om (verdere) vertraging in de behandeling van de zaak te voorkomen. Hij is kort daarop teruggebeld met de mededeling dat het verzoek om telefonisch te mogen worden gehoord was afgewezen en dat de behandeling van de zaak zou starten. Via de griffie van de Raad heeft hij geprobeerd de behandeling te laten schorsen door het indienen van een telefonisch (mondeling) wrakingsverzoek. Aan het eind van dat telefoongesprek – na enkele malen doorverbinden – kreeg de gemachtigde van verzoekster te horen dat de behandeling van de zaak inmiddels was afgerond, dat de behandeling ter zitting was gesloten en dat hij gelegenheid kreeg de gronden voor het wrakingsverzoek schriftelijk in te dienen. Rond 13:25 uur arriveerde de gemachtigde van verzoekster bij de ontvangstbalie van de Raad. De behandelend rechter was toen nog aanwezig, maar heeft over de gang van zaken geen toelichting (meer) willen geven.
De feitelijke gang van zaken zoals die door de behandelend rechter in zijn reactie is geschetst, wordt in essentie door de gemachtigde van verzoekster bevestigd. Dat de communicatie tussen de behandelend rechter en de gemachtigde van verzoekster is verlopen via de ontvangstbalie van de Raad en de griffie, zal er mogelijk aan hebben bijgedragen dat de behandelend rechter niet precies van alle onder 3.3.2 vermelde omstandigheden op de hoogte was. Deze omstandigheden kunnen mogelijk het onbegrip van verzoekster over de beslissingen hebben gevoed. Getoetst aan het onder 3.2 opgenomen criterium kan echter niet worden gezegd dat de door de behandelend rechter genomen procesbeslissingen, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de behandelend rechter.
Uit wat is overwogen onder 3.1 tot en met 3.4 volgt dat het verzoek moet worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en M.A.H. van Dalenvan Bekkum en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt