Home

Centrale Raad van Beroep, 30-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1031, 22/2165 AW-W2

Centrale Raad van Beroep, 30-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1031, 22/2165 AW-W2

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
30 mei 2023
Datum publicatie
6 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1031
Zaaknummer
22/2165 AW-W2

Inhoudsindicatie

Verzoekster maakt met haar verzoek om wraking van de wrakingskamer evident misbruik maakt van het wrakingsmiddel. Niet bedoeld om de behandeling ter zitting te verhinderen. Verzoek niet in behandeling genomen. Een volgend verzoek om wraking in deze zaak wordt niet in behandeling genomen.

Uitspraak

22/2165 AW-W2

Datum beslissing: 31 mei 2023

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:608, in het geding tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad.

De behandeling ter zitting van het verzoek om herziening heeft plaatsgevonden op 24 februari 2023. Deze zitting is voorgezeten door J.J.T. van den Corput, lid van de enkelvoudige kamer (behandelend rechter).

Verzoekster heeft aan het eind van de behandeling ter zitting verzocht om wraking van de behandelend rechter. De behandelend rechter heeft bij e-mail van 2 maart 2023 en later bij ongedateerde brief op het verzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.

Verzoekster en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 26 april 2023. Daarbij is verzoekster meegedeeld dat het wrakingsverzoek zal worden behandeld door E.J.M. Heijs, E.W. Akkerman en E.C.E. Marechal (de rechters van de wrakingskamer).

Verzoekster heeft verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting. Dit verzoek is afgewezen. Verzoekster heeft haar verzoek vervolgens herhaald. Nadat het verzoek wederom is afgewezen heeft verzoekster, nadat zij eerst een voorwaardelijk wrakingsverzoek heeft gedaan, verzocht om wraking van de rechters uit de wrakingskamer.

OVERWEGINGEN

1.1.

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

1.2.

Artikel 8:16, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Op grond van artikel 8:16, derde lid, van de Awb moeten alle feiten of omstandigheden tegelijk worden voorgedragen.

1.3.

Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder g, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.

2. Verzoekster heeft naar voren gebracht dat de rechters van de wrakingskamer volgens haar vooringenomen zijn. Dat leidt verzoekster af uit het feit dat zij haar geen uitstel hebben verleend voor de zitting op 26 april 2023, terwijl verzoekster heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben om de argumenten en gronden voor het verzoek om wraking voor te bereiden. Volgens verzoekster dient haar uitstel te worden verleend.

3.1.

Bij brief van 14 april 2023 heeft de Raad verzoekster meegedeeld dat het eerste verzoek om wraking zou worden behandeld tijdens een zitting op 26 april 2023. Verzoekster heeft bij e-mailbericht van 15 april 2023 verzocht om uitstel. Zij had meer tijd nodig om haar argumenten en gronden voor te bereiden. Zij is er blijkens haar bericht van uitgegaan dat zij deze tot tien dagen voor de zitting kon indienen. Bij brief van 19 april 2023 is dit verzoek afgewezen. Daarbij is verzoekster erop gewezen dat zij direct bij het eerste wrakingsverzoek gronden heeft ingediend en dat artikel 8:16, eerste en derde lid, van de Awb het niet mogelijk maken dat de eerder ingediende gronden worden aangevuld of uitgebreid. Verzoekster is erop gewezen dat zij ter zitting wel een mondelinge toelichting kan geven. Verzoekster heeft daarop bij e-mailbericht aan 21 april 2023 gereageerd en haar verzoek om uitstel herhaald. Ook dit verzoek is afgewezen. Vervolgens heeft verzoekster een voorwaardelijk wrakingsverzoek gedaan en daarna verzocht om wraking van de rechters uit de wrakingskamer. De enige grond die zij daarvoor heeft aangedragen is dat ten onrechte geen uitstel is verleend van de behandeling van het verzoek om wraking van de behandelend rechter.

3.2.

Uit deze gang van zaken en de motivering van het verzoek volgt dat verzoekster met haar verzoek om wraking van de wrakingskamer evident misbruik maakt van het wrakingsmiddel. Het wrakingsmiddel is immers niet bedoeld om de behandeling ter zitting van het eerste wrakingsverzoek op een geplande zittingsdag te verhinderen. Het verzoek zal daarom niet in behandeling worden genomen.

4. Gelet op wat onder 3.1 en 3.2 is overwogen bestaat tevens aanleiding gebruik te maken van de in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om te beslissen dat een volgend verzoek van verzoekster om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

bepaalt dat het verzoek om wraking van de wrakingskamer niet in behandeling wordt genomen;

-

bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gegeven door B.J. van de Griend als voorzitter en M.A.H. van Dalen van Bekkum en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023.

(getekend) B.J. van de Griend

(getekend) D. van der Boom