Home

Centrale Raad van Beroep, 06-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1048, 22/2794 PW

Centrale Raad van Beroep, 06-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1048, 22/2794 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 juni 2023
Datum publicatie
7 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1048
Formele relaties
Zaaknummer
22/2794 PW

Inhoudsindicatie

Proceskostenveroordeling.

Uitspraak

22 2794 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2022, 21/5002 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

Datum uitspraak: 6 juni 2023

PROCESVERLOOP

Het college heeft met een besluit van 1 april 2021 beslist dat hij geen dwangsom aan betrokkene hoeft te betalen en dit besluit na bezwaar van betrokkene gehandhaafd met een besluit van 11 augustus 2021. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep daartegen gegrond verklaard en bepaald dat het college een dwangsom van € 1.442,- moet betalen en aan betrokkene het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.

Het college heeft hoger beroep ingesteld voor zover de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard.

Betrokkene heeft een zienswijze ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Breure. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.G. Schroeder, advocaat.

OVERWEGINGEN

Tijdens de behandeling van het hoger beroep ter zitting heeft het college het hoger beroep ingetrokken.

Artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.

Betrokkene heeft een verzoek gedaan om veroordeling van het college tot vergoeding van zijn proceskosten.

Wat hiervoor is overwogen is aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- (2 punten) voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.674,-.

Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk als voorzitter en C.E.M. Marsé en J.E. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van C.G. van Straalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2023.

(getekend) F. Hoogendijk

(getekend) C.G. van Straalen