Home

Centrale Raad van Beroep, 27-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1316, 22 / 1636 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep, 27-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1316, 22 / 1636 WMO15-PV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
27 juni 2023
Datum publicatie
13 juli 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1316
Zaaknummer
22 / 1636 WMO15-PV

Inhoudsindicatie

Het college heeft onvoldoende onderzoek gedaan. Daarom ziet de Raad aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 10 april 2018 te herroepen voor zover daarbij de maatwerkvoorziening begeleiding individueel is herzien. Dit betekent dat het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel moet worden verstrekt en uitbetaald aan appellant.

Uitspraak

22 1636 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Waterland van 22 april 2022

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Waterland (college)

Datum uitspraak: 27 juni 2023

Zitting hebben: D. Hardonk-Prins, D.S. de Vries en N.R. Docter

Griffier: S.S. Blok

Ter zitting zijn verschenen: [naam 1] en [naam 2], bijgestaan door mr. R.S. Pot, advocaat.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

verklaart het beroep tegen het besluit van 22 april 2022 gegrond en vernietigt dit besluit;

-

herroept het besluit van 10 april 2018 voor zover daarbij de maatwerkvoorziening begeleiding individueel is herzien;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

-

veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.868,-;

-

bepaalt dat het college aan appellant het in beroep betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

1. Voor een weergave van de eerdere feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 7 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:758. De Raad volstaat hier met de volgende feiten en omstandigheden.

2. Het college heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 april 2018 opnieuw ongegrond verklaard. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 7 april 2021 onderzoek is gedaan naar de begeleiding tijdens het verblijf van appellant in het Nederlands Astmacentrum Davos (NAD). Dit onderzoek heeft onder andere bestaan uit het bestuderen van algemene informatie op de website van het NAD en het opvragen van antwoorden van een medewerker van het NAD op algemene vragen over de behandeling in het NAD. Hieruit is gebleken dat vanuit het NAD invulling werd gegeven aan vrijwel alle begeleidingsdoelen waarvoor de maatwerkvoorziening individuele begeleiding is verstrekt. Aan een deel van de begeleidingsdoelen kon alleen worden gewerkt vanuit de thuissituatie.

3. Appellant heeft hiertegen aangevoerd dat het college geen gedegen onderzoek heeft verricht. Het college heeft ten onrechte geen contact gezocht met appellant. Deze wijze van informatiewinning is onvoldoende. Het college heeft hiermee niet voldaan aan de uitspraak van de Raad.

4. De beroepsgrond dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht slaagt. Uit het procesdossier volgt namelijk dat het college nog altijd geen onderzoek heeft gedaan naar de inhoud en omvang van de bij of krachtens de Zorgverzekeringswet concreet aan appellant geboden zorg in het NAD en in hoeverre deze zorg voorziet in zijn hulpvraag. Het college heeft volstaan met het stellen van algemene vragen aan het NAD. Ondanks een oproeping is het college niet ter zitting verschenen om uitleg te geven. De Raad maakt gelet hierop de gevolgtrekkingen die hem geraden voorkomen en zal het college niet opnieuw in de gelegenheid stellen een onderzoek te verrichten. Daarom ziet de Raad aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 10 april 2018 te herroepen voor zover daarbij de maatwerkvoorziening begeleiding individueel is herzien. Dit betekent dat het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel moet worden verstrekt en uitbetaald aan appellant.

5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.194,- in bezwaar en op € 1.674,- in beroep voor verleende rechtsbijstand.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier De voorzitter van de meervoudige kamer

(getekend) S.S. Blok (getekend) D. Hardonk-Prins

Voor eensluidend afschrift

de griffier van de

Centrale Raad van Beroep