Centrale Raad van Beroep, 16-08-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1394, 21/4010 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 16-08-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1394, 21/4010 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 16 augustus 2023
- Datum publicatie
- 17 augustus 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1394
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:5368, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 21/4010 WMO15
Inhoudsindicatie
De Raad oordeelt dat de hoogte van het pgb-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk minimaal de hoogte moet hebben van het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
Uitspraak
21/4010 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 oktober 2021, 20/10086 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur (college)
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
PROCESVERLOOP
Het college heeft met een besluit van 15 mei 2020 aan appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de periode van 2 mei 2020 tot en met 1 augustus 2020 een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) verstrekt. Hierbij is een uurtarief van € 16,35 gehanteerd.
Het college heeft met een besluit van 28 mei 2020 aan appellante op grond van de Wmo 2015 voor de periode van 2 augustus 2020 tot en met 1 mei 2025 een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een pgb verstrekt. Hierbij is een uurtarief van € 12,50 gehanteerd.
Appellante heeft tegen de besluiten van 15 mei 2020 en 28 mei 2020 bezwaar gemaakt. Het college heeft met een besluit van 12 november 2020 (bestreden besluit) deze bezwaren gegrond verklaard en de besluiten van 15 mei 2020 en 28 mei 2020 herroepen. Het college heeft daarbij aan appellante voor de periode van 2 mei 2020 tot en met 1 mei 2025 een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning van 3 uur en 15 minuten per week verstrekt. Het college heeft voor de periode van 2 mei 2020 tot en met 1 augustus 2020 een uurtarief van € 16,35 gehanteerd en voor de periode van 2 augustus 2020 tot en met 1 mei 2025 een uurtarief van € 12,50 gehanteerd.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. A. van ’t Laar hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 juli 2023. Voor appellante is verschenen mr. Van ’t Laar. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.L.B. Spruijt.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Deze zaak gaat over de vraag of het college met het gehanteerde uurtarief een toereikend pgb heeft verstrekt. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. De Raad oordeelt dat de hoogte van het pgb-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk minimaal de hoogte moet hebben van het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.