Home

Centrale Raad van Beroep, 09-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1919, 22/2796 PW

Centrale Raad van Beroep, 09-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1919, 22/2796 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 oktober 2023
Datum publicatie
24 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1919
Zaaknummer
22/2796 PW

Inhoudsindicatie

Ten onrechte geen hoorzitting. Voorwaarde aan bijzondere bijstand mocht.

De Raad acht de gang van zaken, waarin het dagelijks bestuur korte termijnen heeft gehanteerd en niet andere wegen heeft gezocht om met de gemachtigde van appellant over de planning van een hoorzitting te communiceren, in strijd met de te betrachten zorgvuldigheid bij het voorbereiden van het bestreden besluit. Maar dit gebrek kan worden gepasseerd. Het dagelijks bestuur mocht aan de toekenning van de bijzondere bijstand de voorwaarde verbinden dat appellant aannemelijk moet maken dat de rechtbank de betaling van griffierecht heeft gevorderd.

Uitspraak

22/2796 PW

Datum uitspraak: 9 oktober 2023

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek van 18 juli 2022 en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Met de uitspraak van 12 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:876 (eerdere uitspraak) heeft de Raad – voor zover hier van belang – een uitspraak van de rechtbank van 26 augustus 2020 vernietigd in zaak 20/3453 PW, het beroep in die zaak tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd het beroep tegen een besluit van 15 januari 2020 ter behandeling en beslissing naar het dagelijks bestuur verwezen en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen het door dagelijks bestuur nieuw te nemen besluit alleen bij de Raad beroep kan worden ingesteld.

Ter uitvoering van de eerdere uitspraak heeft het dagelijks bestuur het besluit van 18 juli 2022 (bestreden besluit) genomen.

Namens appellant heeft mr. J. Sprakel, advocaat, beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 augustus 2023. Voor appellant is mr. Sprakel verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich – door middel van videobellen – laten vertegenwoordigen door mr. D.F. Rosenbaum.

Tijdens de zitting is namens appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vraag of het hoorrecht is geschonden en of het dagelijks bestuur aan de toekenning van de bijzondere bijstand de voorwaarde mocht verbinden dat appellant de kosten waarop zijn aanvraag ziet aannemelijk maakt. De Raad is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen doordat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden, maar dat dit gebrek kan worden gepasseerd. Daarnaast mocht het dagelijks bestuur aan de toekenning van de bijzondere bijstand de voorwaarde verbinden dat appellant aannemelijk moet maken dat de rechtbank de betaling van griffierecht heeft gevorderd. Het bestreden besluit blijft daarom in stand. Daarnaast is voor een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn geen plaats, omdat de totale procedure niet langer dan vier jaar heeft geduurd.

Inleiding

1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de eerdere uitspraak. Hij voegt daar het volgende aan toe.

1.1.

In de eerdere uitspraak heeft de Raad in zaak 20/3453 PW – kort gezegd – geoordeeld dat het de Raad bekend is dat de rechtbank nog geen beslissing over een definitieve vrijstelling van het griffierecht heeft genomen in de procedure bij de rechtbank met kenmerk 19/6985, zodat appellant procesbelang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep in zaak 20/3453 PW. Vervolgens heeft de Raad overwogen dat het besluit van 15 januari 2020, gelet op artikel 6:24 van de Awb gelezen in samenhang met artikel 6:20, derde lid, van de Awb, van rechtswege geacht wordt onderwerp te zijn van het geding. Omdat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende gegevens beschikbaar waren om het geschil definitief te beslechten, heeft de Raad aanleiding gezien om het beroep dat van rechtswege betrekking heeft op dat besluit, met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb ter behandeling en beslissing naar het dagelijks bestuur te verwijzen.

1.2.

Het dagelijks bestuur heeft op 5 juli 2022 een mail gestuurd naar het secretariaat van het kantoor van de gemachtigde van appellant, waarin hij wordt uitgenodigd voor een hoorzitting. Daarbij heeft het dagelijks bestuur het voorstel gedaan voor een hoorzitting op 14, 18 of 21 juli 2022. Omdat niet op de mail van 5 juli 2022 is gereageerd, heeft het dagelijks bestuur in een mail van 12 juli 2022 aan het secretariaat van het kantoor van de gemachtigde en aan de gemachtigde van appellant gevraagd om uiterlijk 14 juli 2022 door te geven of hij nog gebruik wil maken van het recht om te worden gehoord en dat bij uitblijven van een reactie het dagelijks bestuur er van uitgaat dat hij geen gebruik wil maken van dat recht. In dat geval zal de commissievergadering plaatsvinden op 14 juli 2022. Aangezien niet op de mail van 12 juli 2022 is gereageerd, heeft de commissie bezwaarschriften op 14 juli 2022 vergaderd zonder de aanwezigheid van appellant en/of zijn gemachtigde.

2. Met het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur alsnog bijzondere bijstand verleend voor de kosten van griffierecht in de procedure van de rechtbank met kenmerk 19/6985, onder de voorwaarde dat appellant gegevens overlegt waaruit blijkt dat hij het griffierecht heeft voldaan of dat de rechtbank betaling van het griffierecht vordert.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met het bestreden besluit niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING