Home

Centrale Raad van Beroep, 13-03-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:454, 21/3584 PW-W

Centrale Raad van Beroep, 13-03-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:454, 21/3584 PW-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 maart 2023
Datum publicatie
22 maart 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:454
Zaaknummer
21/3584 PW-W

Inhoudsindicatie

Afwijzing wrakingsverzoek. Enige aanwijzing dat de behandelend rechters jegens verzoekster vooringenomenheid koesteren is uit de beslissing tot sluiting van het onderzoek niet af te leiden.

Uitspraak

21/3584 PW-W, 21/3593 PW-W, 21/3594 PW-W, 21/3595 PW-W, 21/3596 PW-W, 22/3469 PW-W, 22/3470 PW-W, 22/3471 PW-W, 22/3472 PW-W

Datum beslissing: 13 maart 2023

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[verzoekers] te [woonplaats] (verzoekster)

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 23 augustus 2021 in gedingen tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis (college).

De Raad heeft in deze gedingen op 14 juni 2022 een tussenuitspraak gedaan.1 Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en E.C.E. Marechal en J.J.A. Kooijman als leden (behandelend rechters). Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college op 31 augustus 2022 een nieuw besluit genomen.

Verzoekster heeft naar aanleiding van het nieuwe besluit bij brief van 20 december 2022 een zienswijze ingediend en de Raad verzocht met een nieuwe tussenuitspraak van het oordeel in de tussenuitspraak van 14 juni 2022 terug te komen.

Bij brief van 17 januari 2023 is aan verzoekster meegedeeld dat een nadere zitting achterwege blijft en dat het onderzoek daarom is gesloten. Daarbij is aan verzoekster meegedeeld dat op 28 februari 2023 uitspraak zal worden gedaan.

Verzoekster heeft vervolgens op 19 januari 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechters.

De behandelend rechters hebben bij brief van 14 februari 2023 gezamenlijk op het verzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.

Verzoekster en de behandelend rechters zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de Raad op 6 maart 2023. Verzoekster is verschenen. Namens de behandelend rechters is Korte verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2. Verzoekster heeft in haar wrakingsverzoek als grond naar voren gebracht dat zij uit het feit dat het onderzoek in de gedingen tussen haar en het college is gesloten, heeft afgeleid dat de behandelend rechters geen gehoor geven aan haar verzoek om terug te komen van de tussenuitspraak van 14 juni 2022. Verzoekster gaat ervan uit dat zij in de gedingen tegen het college daarom niet in het gelijk zal worden gesteld en dat het voorbijgaan aan haar gemotiveerde verzoek om een nieuwe tussenuitspraak alleen kan worden verklaard door vooringenomenheid van de behandelend rechters.

3.1.

Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter moet verder het uitgangspunt zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).

3.2.1.

De beslissing tot sluiting van het onderzoek is een zogeheten procedurele beslissing. Een procedurele beslissing als zodanig kan nooit grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechters die haar hebben gegeven (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).

3.2.2.

Nu verzoekster zich richt tegen de sluiting van het onderzoek, kan, gelet op deze maatstaf, wat verzoekster heeft aangevoerd over deze beslissing geen grond vormen voor wraking. Enige aanwijzing dat de behandelend rechters jegens verzoekster vooringenomenheid koesteren is uit de beslissing tot sluiting van het onderzoek niet af te leiden. Dat verzoekster – zoals zij kennelijk vreest – mogelijk in het ongelijk zal worden gesteld, maakt dat niet anders. Het is inherent aan het beslechten van geschillen dat niet alle partijen in het gelijk worden gesteld.

3.3.

In wat verzoekster naar voren heeft gebracht heeft de Raad ook overigens geen enkel aanknopingspunt kunnen vinden dat erop wijst dat de behandelend rechters vooringenomenheid jegens verzoekster koesteren, of dat een daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4. Wat is overwogen onder 3.1 tot en met 3.3 betekent dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking van de behandelend rechters af.

Deze beslissing is gegeven door E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en S.B. SmitColenbrander als leden, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023.

(getekend) E. Dijt

(getekend) L. Winters