Home

Centrale Raad van Beroep, 16-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:974, 21 / 2329 PW

Centrale Raad van Beroep, 16-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:974, 21 / 2329 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
16 mei 2023
Datum publicatie
30 mei 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:974
Zaaknummer
21 / 2329 PW

Inhoudsindicatie

Aanvraag om bijstand ten onrechte afgewezen. Onjuiste uitvoering gegeven aan eerdere uitspraak. Het college heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij in de periode waar het hier om gaat en in de periode daarvoor in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat hij in de periode waar het hier om gaat in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bepaalt dat het college aan appellant bijstand verleent naar de voor hem van toepassing zijnde norm.

Uitspraak

21/2329 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede van 17 mei 2021 (bestreden besluit)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)

Datum uitspraak: 16 mei 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 28 september 2016 heeft het college de door appellant op 24 augustus 2016 ingediende aanvraag om bijstand afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 11 januari 2017 bij de afwijzing gebleven.

Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de uitspraak van 22 juni 2017 het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellant heeft mr. T.M.J. Oosterhuis-Putter advocaat, hoger beroep ingesteld. De Raad heeft in de uitspraak van 26 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1117, de uitspraak van 22 juni 2017 vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 11 januari 2017 vernietigd. De Raad heeft het college opgedragen om met inachtneming van zijn uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen het door het college nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.

Met een besluit van 17 mei 2021 heeft het college opnieuw op het bezwaar beslist (bestreden besluit).

Namens appellant heeft mr. R. Kaya, advocaat, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kaya. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Dogan.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vraag of het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Raad van 26 maart 2019. De Raad komt tot het oordeel dat dit niet het geval is. Het college heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij in de periode waar het hier om gaat en in de periode daarvoor in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat hij in de periode waar het hier om gaat in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bepaalt dat het college aan appellant met ingang van 16 augustus 2016, de datum waarop hij zich had gemeld om bijstand aan te vragen, bijstand verleent naar de voor hem van toepassing zijnde norm.

Inleiding

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING