Home

Centrale Raad van Beroep, 29-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1137, 22/3492 WMO15

Centrale Raad van Beroep, 29-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1137, 22/3492 WMO15

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
29 mei 2024
Datum publicatie
14 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1137
Formele relaties
Zaaknummer
22/3492 WMO15

Inhoudsindicatie

Aanvraag maatwerkvoorziening woningaanpassing Wmo 2015. Hoger beroep slaagt. Uit het advies blijkt dat niet kan worden beoordeeld of met de verstrekte woonvoorziening een passende bijdrage wordt geleverd en voldoet aan het programma van eisen. De Raad draagt het college daarom op om, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Vergoeding proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

22/3492 WMO15

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 oktober 2022, 21/3548 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Sluis (college)

[eigenaar] (eigenaar van de woning)

Datum uitspraak: 29 mei 2024

SAMENVATTING

Deze uitspraak gaat over een verstrekte maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Op basis van het advies dat het college ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit kan niet worden beoordeeld of met de verstrekte woonvoorziening een passende bijdrage wordt geleverd aan de door appellante ondervonden beperkingen in haar zelfredzaamheid en participatie.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.J. van de Wijnckel, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de eigenaar van de woning in de gelegenheid gesteld als derde-belanghebbende aan het geding deel te nemen. De eigenaar van de woning heeft te kennen gegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 april 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Wijnckel. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. C.G.M.E. Poppe en E. Harmes. De eigenaar van de woning is verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante, geboren in 1956, heeft Multiple Sclerose (MS). In de loop der tijd is het inspanningsvermogen van appellante afgenomen en is zij in toenemende mate afhankelijk geworden van een rolstoel. Appellante heeft een maatwerkvoorziening in de vorm van een aanpassing van de door haar gehuurde woning aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

1.2.

Met een besluit van 22 januari 2021 heeft het college aan appellante een woonvoorziening in natura verstrekt voor het aanpassen van haar huurwoning, conform variant twee uit het bouwkundig advies van ir. Grootveld Architekt + Adviseur (het advies) van 5 november 2020. Deze variant ziet op verschillende aanpassingen van de woning, waaronder het realiseren van een inpandige lift. Het college heeft voor de tweede variant gekozen, omdat dit, gelet op het advies, de goedkoopst compenserende voorziening is.

1.3.

Met een besluit van 7 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 januari 2021 ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Voor zover hier relevant heeft de rechtbank hiertoe overwogen dat het college zich mocht baseren op het advies, omdat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk en concludent is.

De standpunten van partijen

3.1.

Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Samengevat heeft zij aangevoerd dat het college zich niet mocht baseren op het advies en dat met de verstrekte woonvoorziening geen passende bijdrage wordt geleverd in de zin van de Wmo 2015.

3.2.

Het college heeft zijn standpunt gehandhaafd dat de verstrekte woonvoorziening, gebaseerd op een deskundig advies, de goedkoopst compenserende voorziening is.

3.3.

De eigenaar van de woning heeft naar voren gebracht dat hij het niet eens is met ingrijpende aanpassingen en de daarmee samenhangende gevolgen voor de waarde en toekomstige verhuur- en verkoopbaarheid van de woning.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING