Home

Centrale Raad van Beroep, 17-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1430, 22/1321 JW

Centrale Raad van Beroep, 17-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1430, 22/1321 JW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
17 juli 2024
Datum publicatie
22 juli 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1430
Zaaknummer
22/1321 JW

Inhoudsindicatie

Afwijzing van een dyslexiebehandeling. Appellant voldoet niet aan de criteria om te kunnen spreken van ernstige enkelvoudige dyslexie en volgens de door het college geraadpleegde deskundige geeft de persoonlijke situatie van appellant geen reden om af te wijken van het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0.

Uitspraak

22/1321 JW

Datum uitspraak: 17 juli 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 maart 2022, 21/2037 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om schadevergoeding

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Assen (college)

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de afwijzing van jeugdhulp in de vorm van een dyslexiebehandeling. De Raad komt net als de rechtbank tot het oordeel dat het college de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen. Appellant voldoet niet aan de criteria om te kunnen spreken van ernstige enkelvoudige dyslexie en volgens de door het college geraadpleegde deskundige geeft de persoonlijke situatie van appellant geen reden om af te wijken van het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0.

PROCESVERLOOP

Namens appellant en zijn wettelijk vertegenwoordigers [naam en naam] heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 juni 2024. Namens appellant zijn verschenen zijn wettelijk vertegenwoordigers, bijgestaan door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Bottema en M. Veurink.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Namens appellant, geboren op [datum] 2010, hebben zijn ouders, tevens wettelijk vertegenwoordigers, op 21 april 2020 jeugdhulp aangevraagd. Ter onderbouwing van dit verzoek is verwezen naar het onderzoeksrapport van orthopedagoog [X] van het Regionaal Instituut Dyslexie (RID) van juli 2019. Uit dit onderzoeksrapport blijkt dat in juli 2019 bij appellant dyslexie is vastgesteld.

1.2.

Bij besluit van 11 augustus 2020, gehandhaafd bij besluit van 18 mei 2021 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag voor behandeling voor dyslexie op grond van de Jeugdwet afgewezen omdat het alleen behandeling vergoedt voor ernstige enkelvoudige dyslexie (EED). Volgens het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0 van 1 mei 2013 (Protocol) wordt een dyslexiebehandeling alleen vergoed wanneer twee van de drie indicatoren onder de 10% scoren en er sprake is van EED. In de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2020 (Nadere Regels) is vastgesteld dat alleen sprake kan zijn van een dyslexiebehandeling als sprake is van EED. Omdat daar bij appellant geen sprake van is, komt hij niet in aanmerking voor de bekostiging van de behandeling van dyslexie. Van een uitzonderlijke situatie waardoor afgeweken moet worden van het Protocol is geen sprake. Appellant valt daarmee volgens het college terug op de basisondersteuning die elke school biedt aan leerlingen met niet-ernstige enkelvoudige dyslexie. Indien de begeleiding vanuit school toch onvoldoende blijkt te zijn bestaat volgens het college nog steeds de mogelijkheid om vanuit de Jeugdwet de eerdere begeleiding door KEI, weer op te starten.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat in de wetsgeschiedenis van de Jeugdwet geen aanknopingspunten te vinden zijn voor het oordeel dat de wetgever bij de overheveling van de dyslexiezorg van de Zorgverzekeringswet naar de Jeugdwet een ruimer of ander bereik van dyslexiezorg heeft beoogd. Hieruit volgt dat het college op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet enkel verplicht is dyslexiezorg te verlenen als sprake is van de diagnose EED. In zoverre zijn de Nadere regels – waarin staat dat alleen als sprake is van EED er sprake kan zijn van een behandeling van dyslexie op grond van de Jeugdwet – dan ook niet onredelijk. Om vast te stellen of sprake is van EED hanteert het college het Protocol. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 24 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3453, heeft de rechtbank geoordeeld dat het college het Protocol heeft mogen gebruiken om te bepalen of appellant jeugdhulp nodig heeft voor zijn dyslexieklachten. Volgens het Protocol is sprake van EED als twee van de drie indicatoren onder de 10% scoren. Uit het advies van het RID volgt dat appellant daaraan niet voldoet. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan het college tot een ander oordeel had moeten komen. In de omstandigheden dat appellant net niet voldoet aan de vereisten en zijn broer veel baat heeft gehad bij een dyslexiebehandeling hoefde het college geen aanleiding te zien om toch aan appellant jeugdhulp toe te kennen.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken, evenals het verzoek dat appellant ter zitting heeft gedaan om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels