Home

Centrale Raad van Beroep, 12-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1775, 23/2569 WLZ

Centrale Raad van Beroep, 12-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1775, 23/2569 WLZ

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 september 2024
Datum publicatie
17 september 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1775
Formele relaties
Zaaknummer
23/2569 WLZ

Inhoudsindicatie

Verzekering Wlz. Appellant is vanaf 15 augustus 2020 ten onrechte als niet als verzekerd voor de Wlz aangemerkt. Appellant had vanaf die datum zijn woonplaats in Nederland en is vanaf die datum als ingezetene van Nederland verzekerd voor de Wlz. Vergoeding proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

23/2569 WLZ

Datum uitspraak: 12 september 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juli 2023, 21/5723 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of appellant in de periode tussen 23 december 2019 en 7 oktober 2021 als ingezetene van Nederland verzekerd was voor de Wlz.1 De Raad oordeelt dat appellant niet al per 23 december 2019 verzekerd was, maar wel per 15 augustus 2020. Vanaf die datum heeft appellant (ook) zijn woonplaats in Nederland, omdat hij vanaf dat moment een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland heeft en dus als ingezetene verzekerd is voor de Wlz.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2024. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en mr. Willering. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.

Appellant heeft op verzoek van zijn zorgverzekeraar op 21 september 2021 de Svb verzocht om zijn verzekering voor de Wlz te beoordelen vanaf 23 december 2019.

1.2.

Bij besluit van 7 oktober 2021 heeft de Svb bepaald dat appellant vanaf 23 december 2019 niet verzekerd is voor de Wlz. Het bezwaar van appellant tegen dat besluit heeft de Svb in het besluit van 22 november 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Volgens de Svb was appellant in de periode van 23 december 2019 tot 7 oktober 2021 (periode in geding) niet verzekerd voor de Wlz, omdat hij nog niet kon worden beschouwd als ingezetene van Nederland.

1.3.

Bij besluit van 23 juni 2022 heeft de Svb appellant met ingang van 2 juni 2022 verzekerd geacht voor de Wlz.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft de Svb appellant in de periode in geding terecht niet aangemerkt als ingezetene van Nederland. Hoewel appellant beschikt over een groot netwerk in Nederland, staan hier tegenover contra-indicaties, die maken dat appellant in de periode in geding nog geen duurzame band van persoonlijke aard had met Nederland. Volgens de rechtbank wordt de door appellant gestelde intentie om zich in de periode in geding definitief in Nederland te vestigen onvoldoende door objectieve factoren ondersteund. In het vragenformulier van 30 september 2021 is door of namens appellant ingevuld dat hij nog niet weet hoe lang hij in Nederland zal verblijven en dat de reden van zijn verblijf in Nederland een traject van revalidatie is. Volgens de rechtbank beschikte appellant ook niet over een als duurzaam beoogde woonruimte in Nederland. Ook heeft de rechtbank van belang geacht dat de echtgenote van appellant in [land] is gebleven en dat appellant en zijn echtgenote daar beschikken over een stuk grond en een eigen woning.

Het standpunt van appellant

3.1.

Appellant is van mening dat hij in de periode in geding wel een duurzame band met Nederland heeft. Hij is hier geboren en getogen en heeft familie en vrienden in Nederland wonen. Hij is naar Nederland gekomen om sociaal psychologische redenen. Door een herseninfarct raakte hij eenzijdig verlamd en kwam hij in een isolement terecht. In Nederland is hij opgevangen door zijn sociaal netwerk. Hij heeft in 2020 een aangepast rijbewijs gehaald en een aangepaste auto gekocht. Hij heeft steeds de intentie gehad om zich gedurende de periode in geding definitief in Nederland te vestigen. Het is juist dat zijn echtgenote niet naar Nederland is gekomen. De reden hiervoor was dat zij een eigen huisartsenpraktijk heeft in [land] . Zijn echtgenote zal na haar pensionering ook remigreren naar Nederland.

Het standpunt van de Svb

3.2.

Volgens de Svb zijn er te veel contra-indicaties om in de periode in geding al ingezetenschap aan te nemen. De Svb bepleit bevestiging van de aangevallen uitspraak.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: relevante regelgeving