Home

Centrale Raad van Beroep, 27-08-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1889, 22/2575 PW

Centrale Raad van Beroep, 27-08-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1889, 22/2575 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
27 augustus 2024
Datum publicatie
14 oktober 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1889
Formele relaties
Zaaknummer
22/2575 PW

Inhoudsindicatie

Schending art. 8:57 lid 1 Awb door de rechtbank. Ten onrechte zitting achterwege gelaten. Toekenning bijzondere bijstand in de vorm van een lening. Toekenning van bijstand naar norm voor gehuwden. Geen duurzaam gescheiden leven. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte een zitting achterwege heeft gelaten. De gemachtigde van appellante heeft door te reageren op het verzoek van de rechtbank in ieder geval niet ‘passief’ toestemming verleend voor het achterwege laten van een zitting. Gelet op de inhoud van die reactie, heeft hij daarvoor ook actief geen toestemming verleend. Daarom heeft de rechtbank ten onrechte afgezien van het horen van appellante op zitting. In hoger beroep heeft appellante alsnog de gelegenheid gehad om haar standpunten mondeling toe te lichten. Appellante is door de schending van art. 8:57 lid 1 Awb dan ook niet benadeeld. De hoogte van de bijstand is juist vastgesteld. Er is geen sprake van duurzaam gescheiden leven, want appellante wilde met haar echtgenoot samenwonen in Nederland en heeft dat vanaf 2022 ook gedaan. De bijzondere bijstand is terecht in de vorm van een lening verstrekt.

Uitspraak

22/2575 PW, 22/2577 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 juni 2022, 21/3384 en 21/3449 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)

Datum uitspraak: 27 augustus 2024

Het gaat in deze zaak om de vraag of het college de hoogte van de bijstand juist heeft vastgesteld en of de bijzondere bijstand terecht in de vorm van een lening is verstrekt. De Raad komt tot het oordeel dat dit het geval is. Wel oordeelt de Raad dat de rechtbank ten onrechte een zitting achterwege heeft gelaten. Appellante is hierdoor niet benadeeld, zodat de Raad de uitspraak van de rechtbank niet vernietigt.

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 19 april 2021 heeft het college aan appellante bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van woninginrichting in de vorm van een lening. Met een besluit van 23 april 2021 heeft het college appellante (algemene) bijstand toegekend met ingang van 1 maart 2021 naar de norm voor een gehuwde met een niet-rechthebbende partner.

Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, omdat zij meent dat de bijstand voor de kosten van woninginrichting ‘om niet’ had moeten worden verstrekt en omdat zij bijstand naar de norm voor een alleenstaande wil ontvangen. Met een besluit van 8 juli 2021 (bestreden besluit 1) is het college echter bij de toekenning van bijstand naar de norm voor een gehuwde met niet-rechthebbende partner gebleven en met een besluit van 15 juli 2021 (bestreden besluit 2) is het college ook bij de toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een lening gebleven.

Appellante heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.

Namens appellante heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 29 augustus 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Os. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Jansen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante is in 2019 gehuwd met X, die in Marokko bij zijn ouders is blijven wonen. Op 1 maart 2021 is appellante naar de gemeente Tilburg verhuisd.

1.2.

Appellante heeft op 8 februari 2021 een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ingediend.

1.3.

Op 25 maart 2021 heeft appellante een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van woninginrichting tot een bedrag van € 2.500,-.

1.4.

Bij besluit van 19 april 2021, na bezwaar gehandhaafd bij bestreden besluit 2, heeft het college appellante bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting toegekend tot een bedrag van € 2.500,- in de vorm van een geldlening. Aan bestreden besluit 2 heeft het college ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een noodzakelijke verhuizing en dat er daarom geen recht op bijzondere bijstand bestaat. Gelet op het verbod op reformatio in peius, heeft het college het besluit van 19 april 2021 gehandhaafd.

1.5.

Bij besluit van 23 april 2021, na bezwaar gehandhaafd bij bestreden besluit 1, heeft het college appellante bijstand verleend met ingang van 1 maart 2021 tot een bedrag gelijk aan 50% van de gehuwdennorm. Het college heeft aan de besluitvorming het volgende ten grondslag gelegd. Er is geen sprake van duurzaam gescheiden leven. Er is geen aanleiding om de bijstandsnorm van appellante met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW te verhogen. De inkomsten van appellante zijn hoger dan de voor haar noodzakelijke kosten.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft overwogen dat geen van beide partijen heeft aangegeven prijs te stellen op een behandeling ter zitting, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gesloten. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard en daarmee bestreden besluit 2 in stand gelaten. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd vanwege een motiveringsgebrek en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens, behoudens voor zover het de gegrondverklaring van het beroep tegen bestreden besluit 1 betreft. Wat zij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels