Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3641, AWB- 21_3384 en 21_3449
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3641, AWB- 21_3384 en 21_3449
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 juni 2022
- Datum publicatie
- 6 juli 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:3641
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2024:1889, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB- 21_3384 en 21_3449
Inhoudsindicatie
PW
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/3384 PW en 21/3449 PW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2022 in de zaken tussen
[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres,
(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (het college), verweerder.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de hierna te noemen besluiten over de toegekende uitkering op grond van de Participatiewet en de toegekende bijzondere bijstand.
Het college heeft eiseres bij besluit van 23 april 2021 (primair besluit 1) met ingang van 1 maart 2021 een uitkering op grond van de Participatiewet naar de norm voor een gehuwde met een niet-rechthebbende partner toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 8 juli 2021 (bestreden besluit 1) heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en is het bij de toegekende uitkering gebleven. Dit beroep betreft procedure BRE 21/3384 PW.
Het college heeft bij besluit van 19 april 2021 (primair besluit 2) aan eiseres € 2.500,00 aan bijzondere bijstand voor inrichtingskosten toegekend in de vorm van een renteloze lening. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 15 juli 2021 (bestreden besluit 2) heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en is het bij de toegekende bijzondere bijstand gebleven. Dit beroep betreft procedure BRE 21/3449 PW.
Geen van de partijen heeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aangegeven prijs te stellen op een behandeling ter zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarom gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).