Home

Centrale Raad van Beroep, 06-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2076, 23/2985 PW-W

Centrale Raad van Beroep, 06-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2076, 23/2985 PW-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 november 2024
Datum publicatie
14 november 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:2076
Zaaknummer
23/2985 PW-W

Inhoudsindicatie

Verzoek om wraking van alle rechters van de Raad niet in behandeling genomen. Verzoek om wraking behandelend rechter is in dit geval misbruik van wrakingsmiddel. Het verzoek tot wraking van alle rechters van de Raad komt neer op het wraken van de Raad als zodanig. Gelet op artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, van de Regeling bestaat dan ook aanleiding het verzoek om wraking van alle rechters van de Raad, inclusief alle leden van de wrakingskamer niet in behandeling te nemen. Het verzoek om wraking van de behandelend rechter geeft evident blijk van misbruik van het wrakingsmiddel. Het verzoek mist elke onderbouwing waaruit zou kunnen worden afgeleid waarom de onpartijdigheid van de behandelend rechter schade zou kunnen lijden of daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Verzoeker uit slechts in algemene, en overigens aanmatigende, bewoordingen zijn ongenoegen over de behandelend rechter.

Uitspraak

23/2985 PW-W

Datum beslissing: 6 november 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op de verzoeken om wraking gedaan door

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 juli 2023, 22/2154 en 22/2156, in een geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk (college).

Bij uitspraak van 11 juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1224, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. Hierbij zijn de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker verzet gedaan.

Bij aangetekende brief van 23 september 2024 heeft de Raad aan verzoeker meegedeeld dat het verzet ter zitting op 16 oktober 2024 om 10:20 uur zal worden behandeld door J.C. Boeree (behandelend rechter).

Bij e-mailbericht van 15 oktober 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter. Bij e-mailberichten van 15 en 16 oktober 2024 heeft verzoeker een nadere toelichting gegeven.

Bij e-mailbericht van 23 oktober 2024 heeft verzoeker opnieuw een nadere toelichting gegeven en verzocht om wraking van alle rechters van de Raad, inclusief alle leden van de wrakingskamer.

De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.

OVERWEGINGEN

1. De regels uit de Awb en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (Regeling) die voor de beoordeling van verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.

2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking van alle rechters van de
Centrale Raad van Beroep, inclusief alle leden van de wrakingskamer, ten grondslag gelegd dat sinds de jaren ’90 sprake is van het obstrueren van de rechtsgang. Verder heeft verzoeker in zijn verzoek een groot aantal verwijten gemaakt aan verschillende politici en bestuurders, de landsadvocaat en de rechtbank Gelderland.

3. Artikel 8:15, eerste lid, van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het artikel biedt geen mogelijkheid om de Raad als zodanig te wraken. Het verzoek tot wraking van alle rechters van de Raad komt neer op het wraken van de Raad als zodanig. Gelet op artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, van de Regeling bestaat dan ook aanleiding het verzoek om wraking van alle rechters van de Raad, inclusief alle leden van de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, niet in behandeling te nemen.

Het verzoek om wraking van de behandelend rechter

4. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking van de behandelend rechter onder meer ten grondslag gelegd dat de behandelend rechter de rechtsgang obstrueert en dat zij niet namens de gemeente Harderwijk en de Centrale Raad van Beroep kan bewijzen dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan fraude. In zijn nadere toelichtingen van 15 en 16 oktober 2024 heeft verzoeker toegelicht dat er een einde moet komen aan verschillende tegen hem en zijn politieke partij gerichte ambtsmisdrijven en verkiezingsdelicten, verricht door de behandelend rechter en verschillende politici en bestuurders, en dat hem schadevergoeding moet worden uitgekeerd. Verzoeker heeft verder uiteengezet dat hij voor de behandelend rechter levenslang eist als zij zich voor de zoveelste keer niet houdt aan de wet en verschillende politici en bestuurders de hand boven het hoofd blijft houden.

5. Gelet op de door verzoeker gebezigde bewoordingen kan het verzoek om wraking van de behandelend rechter niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Het verzoek mist elke onderbouwing waaruit zou kunnen worden afgeleid waarom de onpartijdigheid van de behandelend rechter schade zou kunnen lijden of daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Verzoeker uit slechts in algemene, en overigens aanmatigende, bewoordingen zijn ongenoegen over de behandelend rechter (en vele anderen). Daarbij komt dat de behandelend rechter in de zaak van verzoeker geen andere handeling heeft verricht dan het (laten) plannen van een zitting. Het verzoek geeft dan ook evident blijk van misbruik van het wrakingsmiddel. Met toepassing van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder g, van de Regeling zal het verzoek om wraking daarom, zonder daartoe een zitting te houden, niet in behandeling worden genomen.

6. Gelet op wat onder 5 is overwogen wordt verder met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking niet in behandeling wordt genomen.

7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:

- neemt het verzoek om wraking van alle rechters van de Centrale Raad van Beroep, inclusief alle leden van de wrakingskamer, niet in behandeling;

- neemt het verzoek om wraking van de behandelend rechter niet in behandeling;

- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gedaan door E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2024.

(getekend) E. Dijt

(getekend) A.M. Korver

Bijlage

Artikel 8:15 van de Awb

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel 8:18 van de Awb

[…]

4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
[…]

Artikel 3 van de Regeling

[..]

4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:

  1. het niet afkomstig is van een partij;

  2. het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;

  3. het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college;

  4. het betrekking heeft op het college als zodanig;

  5. het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;

  6. het niet is gemotiveerd;

  7. het evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.

6. Indien de wrakingskamer beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, wordt de behandeling van de zaak voortgezet. De beslissing van de wrakingskamer om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt met vermelding van de gronden schriftelijk aan partijen medegedeeld.