Home

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:233, 22/3084 PW

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:233, 22/3084 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 februari 2024
Datum publicatie
26 februari 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:233
Zaaknummer
22/3084 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad.

Met een uitspraak van 8 maart 2022 heeft de Raad een intrekking en terugvordering van bijstand in stand gelaten. Aan de besluitvorming lag ten grondslag dat verzoeker zich bezighield met voorbereidingshandelingen en het op grote schaal produceren van MDMA en daaruit inkomsten heeft ontvangen. Verzoekers hebben verzocht om herziening van de uitspraak van 8 maart 2022, omdat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verzoeker in een arrest van 15 juli 2022 heeft vrijgesproken van de productie van MDMA en het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe.

Dat arrest is van ná de uitspraak van de Raad, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 8:119, eerste lid van de Awb dat het moet gaan om feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, maar die pas bekend zijn geworden na de uitspraak. De aangewezen weg in dit geval is dat verzoekers het dagelijks bestuur vragen om terug te komen van de in rechte onaantastbaar geworden besluiten.

Uitspraak

22/3084 PW, 22/3085 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 maart 2022, 18/6170 PW en 19/659 PW

Partijen:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , beiden te [woonplaats] (verzoekers)

het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers (dagelijks bestuur)

Datum uitspraak: 6 februari 2024

Verzoekers hebben verzocht om herziening van een uitspraak van de Raad van 8 maart 2022. De Raad wijst dit verzoek af. Herziening van de uitspraak is in dit geval niet mogelijk, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden die de wet hieraan stelt.

PROCESVERLOOP

Verzoekers hebben verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 maart 2022, 18/6170 en 19/659 PW, ECLI:NL:CRVB:2022:497.

De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het verzoek om herziening zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Het dagelijks bestuur heeft met een besluit van 15 december 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 26 april 2018, de bijstand van verzoekers met ingang van 1 april 2016 ingetrokken. Aan deze besluitvorming heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat verzoekers de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat verzoeker zich in de periode van 1 april 2016 tot en met 12 september 2016 bezighield met voorbereidingshandelingen en het op grote schaal produceren van MDMA en daaruit inkomsten heeft ontvangen. Omdat verzoekers niet hebben aangetoond hoe hoog de ontvangen inkomsten waren, kan het recht op bijstand met ingang van 1 april 2016 en ook na 12 september 2016 niet worden vastgesteld. Met een besluit van 18 april 2018 heeft het dagelijks bestuur de over de perioden van 1 april 2016 tot 13 maart 2017 en 14 juli 2017 tot 1 november 2017 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 23.314,55 van verzoekers teruggevorderd. Met een besluit van 20 april 2018 heeft het dagelijks bestuur de over de periode van 13 maart 2017 tot 14 juli 2017 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 4.829,35 van verzoekster teruggevorderd. Met een besluit van 1 augustus 2018 heeft het dagelijks bestuur de besluiten van 18 april 2018 en 20 april 2018 gehandhaafd.

1.2.

Met uitspraken van 24 oktober 2018 en 10 januari 2019 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen tegen de besluiten van 26 april 2018 en 1 augustus 2018 ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant hebben verzoekers hoger beroep ingesteld. Met de uitspraak van 8 maart 2022 heeft de Raad de uitspraken bevestigd.

Het verzoek om herziening

2. Verzoekers hebben verzocht om herziening van de uitspraak van 8 maart 2022. Ter onderbouwing van dit verzoek hebben verzoekers naar voren gebracht dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest heeft gewezen op 15 juli 2022. In dit arrest heeft het Gerechtshof verzoeker vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten (de productie van MDMA en het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe). Als dat arrest bekend was geweest ten tijde van de behandeling van de procedures bij de Raad, dan had de Raad een andere uitspraak gedaan.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING