Centrale Raad van Beroep, 12-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:73, 22/1643 AOW
Centrale Raad van Beroep, 12-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:73, 22/1643 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 12 januari 2024
- Datum publicatie
- 16 januari 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:73
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:542
- Zaaknummer
- 22/1643 AOW
Inhoudsindicatie
Toekenning ouderdomspensioen met een korting van 30% in verband met (afgerond) 15 niet-verzekerde jaren. Appellant stond ingeschreven in een Duits bevolkingsregister en heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij desondanks zijn feitelijke woonplaats in Nederland had. Evenals de rechtbank en de Svb is de Raad van oordeel dat appellant in de periode in geding niet verzekerd was voor de AOW.
Uitspraak
22/1643 AOW en 22/1644 AOW
Datum uitspraak: 12 januari 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2022, 21/1250 en 21/4346 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Duitsland (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De Svb heeft appellant niet verzekerd geacht gedurende de periode in geding omdat hij niet in Nederland woonde. Appellant stond ingeschreven in een Duits bevolkingsregister en heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij desondanks zijn feitelijke woonplaats in Nederland had. Evenals de rechtbank en de Svb is de Raad van oordeel dat appellant daarom in de periode in geding niet verzekerd was voor de AOW.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nadere stukken aan de Raad toegestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2023. Appellant is via beeldbellen verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant is geboren op [Geboortedatum] 1954 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij heeft vanaf 1 februari 1971 tot en met 24 november 2005 in Nederland gewoond. In de periode vanaf 25 november 2005 stond hij niet in een Nederlands bevolkingsregister ingeschreven. Op 9 september 2020 heeft appellant een ouderdomspensioen op grond van de AOW1 aangevraagd.
De besluitvorming door de Svb
Bij besluit van 13 november 2020 heeft de Svb aan appellant vanaf 1 februari 2021 een ouderdomspensioen toegekend met een korting van 30% in verband met (afgerond) 15 nietverzekerde jaren. Appellant is gedurende de periode van 25 november 2005 tot en met 31 januari 2021 niet verzekerd voor de AOW geacht omdat hij niet in Nederland woonde of werkte.
Appellant heeft tijdens de bezwaarprocedure naar voren gebracht dat hij in de periode van 23 april 2016 tot en met 9 augustus 2019 wel in Nederland woonde en dat hij daarvan bewijs kan leveren. De Svb is met een besluit van 21 januari 2021 (bestreden besluit 1) bij de korting van 30% gebleven en heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft op 1 februari 2021 verzocht om herziening van het besluit van 13 november 2020. Met een besluit van 21 april 2021 heeft de Svb dit verzoek afgewezen. De Svb is met een besluit van 29 juli 2021 (bestreden besluit 2) bij deze afwijzing gebleven en heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft appellant onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de periode tussen 23 april 2016 tot en met 9 augustus 2019 ingezetene van Nederland was. De Svb heeft deze periode terecht als niet-verzekerde periode aangemerkt. Met betrekking tot bestreden besluit 2 heeft de rechtbank overwogen dat het verzoek om herziening is gedaan op 1 februari 2021. Op die dag stond nog beroep open tegen bestreden besluit 1, zodat dat besluit nog niet rechtens onaantastbaar was geworden. De Svb heeft in bestreden besluit 2 een onjuiste maatstaf aangelegd en had het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moeten verklaren. Verder is vastgesteld dat appellant geen belang heeft bij zijn bezwaar tegen het besluit van 21 april 2021, omdat dit bezwaar gericht is tegen de korting van 30%. Dit is ook onderwerp van geschil in de procedure tegen bestreden besluit 1. De rechtbank verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond en vernietigt dit besluit. Zelf in de zaak voorziend verklaart de rechtbank het bezwaar tegen het besluit van 21 april 2021 alsnog niet-ontvankelijk en herroept dit besluit.
Het standpunt van appellant
Appellant heeft herhaald dat hij in de periode tussen 23 april 2016 en 9 augustus 2019 in Nederland heeft gewoond. Hij had toen een woning in Duitsland en was niet in Nederland ingeschreven, maar hij had in die periode ook een woning in [plaatsnaam 1] (Nederland). Hij woonde daar vanaf 23 april 2016 met zijn toenmalige vriendin totdat de woning in augustus 2019 werd verkocht. Appellant heeft verklaringen overgelegd van getuigen, waaronder die van zijn ex-vriendin en vrienden, die dit hebben bevestigd. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant ook diverse andere stukken overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat hij toen een duurzame band met Nederland had. Er is onder meer een verklaring van het Rode Kruis waarin is vermeld dat hij sinds maart 2017 als vrijwilliger actief bij het Rode Kruis betrokken was. Ook zijn telefoonnota’s en telefoonuitdraaien van KPN overgelegd waaruit blijkt dat hij enkele maanden in de jaren 2017 en 2018 vanuit [plaatsnaam 1] belde of gebeld werd. Uit bankafschriften blijkt dat hij in 2018 enkele maanden yoga beoefende in Friesland, op 4 kilometer afstand van [plaatsnaam 1], en dat hij maandelijks zijn energierekening betaalde. Op 1 maart 2018 is een overeenkomst met KPN gesloten voor een mobiele aansluiting met vermelding van het adres in [plaatsnaam 1]. De penningmeester van de Vogelvereniging [naam vogelvereniging] heeft verklaard dat appellant lid is van de vereniging sinds 1 september 2014 en dat in de periode in geding het verenigingsblad werd gestuurd naar het adres in [plaatsnaam 1]. Volgens appellant heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de periode in geding in Nederland woonde.
Ter zitting heeft appellant desgevraagd nog toegelicht dat zijn hoger beroepsgronden alleen betrekking hebben op de instandlating door de rechtbank van de korting op zijn ouderdomspensioen en niet op het oordeel van de rechtbank ten aanzien van bestreden besluit 2.
Het standpunt van de Svb
Volgens de Svb is het hebben van een woning in Nederland met daaraan verbonden kosten, onvoldoende om aan te nemen dat er een woonplaats in Nederland was. De overgelegde stukken zeggen te weinig over de duur en continuïteit van de aanwezigheid van appellant in Nederland. De Svb blijft veel waarde hechten aan de objectieve gegevens die in het kader van de beperkte registratie zijn geregistreerd. Ook heeft appellant zich op 23 augustus 2016 laten inschrijven op een adres te [woonplaats] , Duitsland . Dit adres heeft hij ook doorgegeven aan de Belastingdienst met het gevolg dat geen premies volksverzekeringen zijn ingehouden. Aan de verklaringen van de getuigen kan de Svb vanwege ontbreken van objectiviteit geen waarde hechten. Zeker nu appellant op 19 januari 2019 in het huwelijk is getreden met een andere vrouw en uit de scheidingspapieren blijkt dat hun echtelijke woning zich bevond in [plaatsnaam 2], België.