Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-01-2011, BX5738, 23-002009-10

Gerechtshof Amsterdam, 31-01-2011, BX5738, 23-002009-10

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 januari 2011
Datum publicatie
27 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5738
Formele relaties
Zaaknummer
23-002009-10

Inhoudsindicatie

Poging tot doodslag (met mes in gezicht, benen en lichaam gestoken en gesneden). Vrijgesproken van poging tot moord.

Uitspraak

parketnummer: 23-002009-10

datum uitspraak: 31 januari 2011

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van

22 april 2010 in de strafzaak onder de parketnummers 13-528459-09, 13-447493-08 (TUL) en

13-447939-08 (TUL) tegen

[Verdachte ],

geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],

adres: [woonadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 13 januari 2010 en 8 april 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2011.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij

primair:

op of omstreeks 28 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade

[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of een been en/of de benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden;

subsidiair:

op of omstreeks 28 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen die [slachtoffer] in het gezicht en/of een been en/of de benen, althans in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal, althans een poging tot diefstal en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

meer subsidiair:

op of omstreeks 28 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten onder meer een of meer steekwonden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk een of meermalen met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of een been en/of benen te steken en/of te snijden;

meest subsidiair:

op of omstreeks 28 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of autosleutels (merk Volkswagen), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer] een of meermalen met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of een been en/of de benen, althans in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, heeft het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt, nu het hof tot een andere bewijsbeslissing, strafoplegging en beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij komt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten aanzien van het primair, impliciet primair (moord), is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezen verklaarde

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde (poging tot doodslag) heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 28 juni 2009 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het gezicht, de benen en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en gesneden.

Hetgeen primair, impliciet subsidiair, meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverwegingen

Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag, gevolgd door diefstal, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

Het standpunt van de raadsman

De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat op basis van de stukken van het dossier niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte degene is geweest die de bij de aangever geconstateerde verwondingen heeft toegebracht.

Het oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat de primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof het volgende af.

Op 28 juni 2008 te 04.03 uur is bij de politie de melding binnengekomen dat in de Breehornstraat te Amsterdam, ter hoogte van perceel [nummer ], een persoon is neergestoken dan wel neergeschoten [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van relaas onderzoek van 25 november 2009, p. A 1]. Bij aankomst op voormeld adres te 04.11 uur trof de politie [slachtoffer] aan, liggend op de grond op zijn buik in een plas bloed. De verbalisanten constateerden dat [slachtoffer] in zijn rechterwang een grote snede had, alsmede een steekwond in zowel zijn linker- als zijn rechterbeen [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 juni 2009, p. B 3].

Over de toedracht van dit letsel heeft de aangever [slachtoffer], die ook in hoger beroep ter terechtzitting is gehoord, steeds verklaard dat hij op 28 juni 2008 rond 02.00 uur vanuit zijn woning aan de Slootdorpstraat [nummer ] te Amsterdam een sms-bericht heeft gestuurd naar de datingsite van TMF. Hij gaf in dit bericht aan op zoek te zijn naar een Marokkaanse jongen voor seksueel contact. In dit sms-bericht had hij tevens zijn telefoonnummer [telefoonnummer ] vermeld. In reactie op dit sms-bericht zou een jongen van Marokkaanse komaf telefonisch contact met hem hebben opgenomen. De mannen spraken af op station Sloterdijk, alwaar aangever rond 02.15 uur arriveerde. Kort na een laatste telefonisch contact te 02.30 uur zou de Marokkaanse man aan de bijrijderzijde van de auto van aangever zijn ingestapt, waarna zij naar de woning van aangever zijn gereden. Onderweg stopten zij om bier en sigaretten te kopen. Rond 03.00 uur arriveerden zij bij de woning van aangever. In de woonkamer van deze woning hebben zij eerst een seks film gekeken. De Marokkaanse man zou ondertussen sigaretten hebben gerookt en bier hebben gedronken. Vervolgens zouden aangever en de man seksuele handelingen hebben verricht. Nadat de mannen zich hadden aangekleed, vroeg de Marokkaanse man de aangever om geld. Aangever gaf te kennen geen geld te hebben. De Marokkaanse man zou hierop een mes hebben gepakt en aangever met dit mes hebben gestoken, onder andere in zijn gezicht en in zijn been. Uit paniek is de aangever vervolgens vanaf de tweede verdieping uit het raam gesprongen. Op het moment dat aangever buiten op de grond lag, heeft hij om hulp geroepen. De Marokkaanse man zou naar de op de grond liggende aangever zijn toegelopen en hem wederom hebben gestoken. De Marokkaanse man zou daarbij om de autosleutel van aangever hebben gevraagd. Volgens de aangever betrof de dader een slanke Marokkaanse man, 1.75 tot 1.80 meter lang, met een smal dun gezicht en aan de zijkant kort zwart haar, en was hij gekleed in een witte broek, wit/groengestreept shirt en een bruine leren jas [verklaring [slachtoffer], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2011; ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 6 juli 2009, inhoudende de aangifte van [slachtoffer], p. B 26, 27 en 28 en ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], p. B 209, 210, 211 en 213].

Het dossier bevat voorts de resultaten van het onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer met bijbehorend IMEI-nummer dat in gebruik was bij de aangever, te weten [telefoonnummer ]. Hieruit volgt dat aangever op 28 juni 2009 in totaal driemaal is gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 2], met IMEI-nummer 359804022063110. Aangever heeft dit telefoonnummer eenmaal teruggebeld. Deze telefonische contacten vonden plaats te 02.04, 02.07, 02.26 en 02.30 uur. Ten tijde van het laatste telefoongesprek te 02.30 uur bevond het telefoontoestel met het nummer [telefoonnummer 2] zich in de omgeving van paallocatie Harry Koningsbergerstraat [nummer ] te Amsterdam-West, op een afstand van 1,1 kilometer van station Sloterdijk te Amsterdam. Uit een op bevel van de officier van justitie gestarte technische actie op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] bleek dit nummer in gebruik te zijn bij de verdachte [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 juli 2009, p. B 118, 119 en 120].

Bij de aanhouding van de verdachte op 22 juli 2009 is de telefoon met IMEI-nummer 359804022063110 en telefoonnummer [telefoonnummer 2] ook onder de verdachte aangetroffen [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 22 juli 2009, p. B 100; ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 juli 2009, p. B 105].

Verder zijn bij doorzoeking van de woning van de aangever in de woonkamer verschillende sigarettenpeuken in de asbak en naast de asbak op de salontafel aangetroffen [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2009, p. B 145 en 147 en schriftelijk bescheid, zijnde een door het NFI opgemaakt deskundigenrapport van 24 augustus 2009, p. B 218]. Uit onderzoek van het NFI volgt dat alleen het DNA-profiel van de verdachte zich op drie van deze sigarettenpeuken bevond [schriftelijke bescheiden, zijnde een door het NFI opgemaakt deskundigenrapport van 24 augustus 2009, p. B 223 en een door het NFI opgemaakt deskundigenrapport van 19 februari 2010, p. 4].

Ten slotte zijn er getuigen, buurtbewoners, gehoord. Zo verklaart getuige A. Hristova in de nacht van 28 juni 2008 wakker te zijn geworden van lawaai op straat. Vanaf het balkon hoorde zij een stem, die zij herkende als de stem van haar onderbuurman. Ze hoorde dat haar onderbuurman, die op de grond lag, het uitschreeuwde van de pijn en om hulp riep. De getuige Hristova zag dat haar onderbuurman door een andere man werd geschopt en geslagen. Deze man droeg een lichte broek [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen buurtonderzoek 29 juni 2009, inhoudende de verklaring van A. Hristova, p. B 8; ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 28 juli 2009, inhoudende de verklaring van A. Hristova, p. B 195 en 196].

De getuige Hafdi verklaarde dat zij op 28 juni 2008 wakker was geworden en een man om hulp hoorde roepen. Op het moment dat ze vanuit haar slaapkamerraam, dat zicht heeft op de Breehornstraat te Amsterdam, naar buiten keek, zag ze een persoon kruipen. Ze zag dat een andere persoon vanuit de Slootdorpstraat kwam aanrennen. Deze persoon boog zich over de kruipende man en vroeg hem iets. De getuige Hafdi meende dat het om geld of sleutels ging. Ze zag dat de man zich vervolgens weer oprichtte en wegrende in de richting van de Slootdorpstraat. Ook de getuige Hafdi heeft verklaard dat de dader een lichte broek droeg [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen buurtonderzoek 29 juni 2009, inhoudende de verklaring van K. Hafdi, p. 9 en ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 30 juli 2009, inhoudende de verklaring van K. Hafdi, p. B 203 en 204].

De door de getuigen gegeven signalementen omtrent de broek komen overeen met het signalement daarvan dat door de aangever is gegeven. Bovendien komt hetgeen de getuigen verklaren over hetgeen de dader op straat heeft gezegd tegen de aangever, overeen met wat de aangever daar zelf over heeft verklaard: te weten dat er werd gevraagd naar zijn sleutels.

De omstandigheid dat zowel de getuige Hristova als de getuige Hafdi brildragend zijn doet – naar het oordeel van het hof – niet af aan de geloofwaardigheid van het door hen opgegeven signalement van de dader.

Uit het bovenstaande volgt dat de verklaringen van de aangever worden ondersteund door historische telefoongegevens, de resultaten van vergelijkend DNA-onderzoek en de verklaringen van de getuigen Hafdi en Hristova. Bovendien hebben de handelingen binnen een korte tijdspanne plaatsgevonden. Uit de verklaring van de aangever volgt dat hij kort na een telefoongesprek te 02.30 uur de verdachte heeft ontmoet op station Sloterdijk. De eerste telefonische melding bij de meldkamer van de regiopolitie was om 04.03 uur. Het is gelet op deze omstandigheden onwaarschijnlijk dat een ander dan de verdachte de verwondingen aan de aangever heeft aangebracht.

Naar het oordeel van het hof volgt dan ook uit de bewijsmiddelen dat de verdachte in de woning is geweest in de bewuste nacht van zondag 28 juni 2009, maar ook dat het de verdachte is geweest die de aangever heeft gestoken en geschopt, zowel in de woning als buiten op straat.

Het hof overweegt daarbij dat de gedragingen van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm wijzen op opzettelijke gedragingen, gericht op doodslag. Het hof wijst in dit verband op de plaatsen waar en de hoeveelheid messteken waarmee de steekwonden zijn aangebracht: 3 messteken in het linkerbeen, 1 messteek in het rechterbeen, 1 messteek in de rug, 1 messteek in de linkerhand en 1 snijwond in het gezicht [ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 12 augustus 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], p. 210, 211, 212 en 213; schriftelijk bescheid, inhoudende een aanvraagformulier medische indicatie van 8 juli 2009, p. B 38; schriftelijk bescheid, inhoudende een aanvullende letselverklaring slachtoffer [slachtoffer] van 28 juli 2009, p. B 206 en 207 en schriftelijk bescheid, inhoudende een aanvraagformulier medische indicatie van 16 december 2009]. Door zoveel messteken toe te brengen, over het gehele lichaam verspreid, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel in het leven geroepen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.

Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde strafdelen gevorderd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Nadat de verdachte in de woning van [slachtoffer] seksuele omgang met de aangever heeft gehad, heeft hij geprobeerd [slachtoffer] te beroven, waarbij hij [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken. De verdachte heeft de aangever hierbij onder meer in zijn gezicht en in zijn benen en rug gestoken. Aangever was zo angstig dat hij in paniek vanaf de tweede verdieping uit het raam is gesprongen. De verdachte is op het moment dat aangever weerloos op de grond lag naar hem toegelopen en heeft hem nogmaals in zijn been gestoken en om autosleutels gevraagd.

Als gevolg van de messteken en de sprong uit het raam heeft aangever zeer ernstig letsel opgelopen, waarbij herstel van langdurige aard zal zijn. Het slachtoffer zal zijn leven lang worden geconfronteerd met de gevolgen van het handelen van de verdachte. Verder leert de ervaring dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. In dit geval zal dat zeker opgaan. Poging tot doodslag is bovendien een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en bij omstanders, in dit geval de buurtbewoners van de verdachte die de steekpartij hebben zien gebeuren, angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweegbrengt.

Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 januari 2011 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten veroordeeld.

In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding tot matiging wegens bijzondere omstandigheden. Het hof zal echter de eis van de advocaat-generaal niet volgen. Het hof is van oordeel, gelet op de vrijheidstraffen die het in andere, met deze zaak vergelijkbare zaken, heeft opgelegd, dat het onderhavige feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigt. Uit die vergelijking volgt evenwel een straf die lager ligt dan door de advocaat-generaal is gevorderd.

Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling, parketnummer

13-447493-08

Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 21 augustus 2008, parketnummer 13-447493-08, van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, de tenuitvoerlegging van het bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde strafdeel dient te worden gelast.

Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling, parketnummer 13-447939-08

Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 28 januari 2009, parketnummer 13-447939-08, van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, de tenuitvoerlegging van het bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde strafdeel dient te worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde.

De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 11.912,75, een bedrag dat door haar ook in eerste aanleg is gevorderd. Deze vordering is door middel van haar ter terechtzitting verschenen wettelijk vertegenwoordiger, mr. R.A. Korver, nader toegelicht.

De raadsman van de verdachte heeft deze vordering betwist door te stellen dat de verdachte zich niet schuldig acht aan de hem ten laste gelegde feiten.

Het hof is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen. Dit bedrag bestaat uit een post van € 4.712,75 aan materiële schade en een post van € 7.200,00 aan immateriële schade.

Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Beslissing

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, impliciet primair, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair, impliciet subsidiair, meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.

Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 21 augustus 2008, met parketnummer 13-447493-08, te weten:

- een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 28 januari 2009, met parketnummer 13-447939-08, te weten:

- een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]:

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het primair, impliciet subsidiair, bewezen verklaarde en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], wonende te Amsterdam, een bedrag van

€ 11.912,75 (elfduizend negenhonderdtwaalf euro en vijfenzeventig cent) (€ 4.712,75 materiële schade en € 7.200,- immateriële schade) te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Legt de verdachte ter zake van het primair, impliciet subsidiair, bewezen verklaarde voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 11.912,75 (elfduizend negenhonderdtwaalf euro en vijfenzeventig cent) (€ 4.712,75 materiële schade en € 7.200,00 immateriële schade) zulks ten behoeve van [slachtoffer].

Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 91 (éénennegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.

Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. R.C.P. Haentjens en mr. M.F.J.M. de Werd, in tegenwoordigheid van mr. S.E.C. Debets, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2011.