Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:501, 200.152.046/01
Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:501, 200.152.046/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 februari 2016
- Datum publicatie
- 31 mei 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:501
- Zaaknummer
- 200.152.046/01
Inhoudsindicatie
Collectieve actie op de voet van art. 3:305a BW. Hoger beroep van ECLI:NL:RBAMS:2014:489. Anders dan de eerste rechter oordeelde, heeft de VEB voldoende belang bij de vorderingen en blijkt niet van grond voor niet-ontvankelijkverklaring. Comparitie.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.152.046/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/510440 / HA ZA 12-189
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 februari 2016
inzake
1 de vereniging
VEB NCVB,
2. de stichting
VEB ACTIE LCI,
beide gevestigd te ‘s-Gravenhage,
advocaat: mr. A.R.J. Croiset van Uchelen te Amsterdam,
appellanten,
tegen
1 Salman [geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.G. Princen te Rotterdam,
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J. Flemming te Amsterdam,
3. [GEÏNTIMEERDE SUB 3],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J. Flemming te Amsterdam,
4. [GEÏNTIMEERDE SUB 4],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J. Flemming te Amsterdam,
geïntimeerden.
1 Het geding in hoger beroep
Appellanten zullen hierna VEB en de Stichting worden genoemd. Geïntimeerden zullen hierna gezamenlijk [geïntimeerden] worden genoemd en afzonderlijk [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4]. [geïntimeerde sub 2], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] zullen samen de Commissarissen worden genoemd.
VEB en de Stichting zijn bij gelijkluidende dagvaardingen van 11 april 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2014, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen enerzijds VEB en de Stichting, als eiseressen in de hoofdzaak en verweersters in het incident, en anderzijds [geïntimeerde sub 1], als gedaagde in de hoofdzaak en gevoegde partij in het incident aan de zijde van de Commissarissen, de Commissarissen, als gedaagden in de hoofdzaak en eisers in het incident, en Pricewaterhousecoopers Accountants N.V., als gedaagde in de hoofdzaak.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord van [geïntimeerde sub 1], met producties;
- memorie van antwoord van de Commissarissen, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 12 oktober 2015 doen bepleiten, VEB en de Stichting door mr. Croiset van Uchelen voornoemd, [geïntimeerde sub 1] door mr. V. Terlouw, advocaat te Rotterdam, en de Commissarissen door mr. L.M.H.A.A. Hennekens, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. VEB en de Stichting hebben ter gelegenheid van het pleidooi nog twee producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
VEB en de Stichting hebben geconcludeerd dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het bestreden vonnis zal vernietigen;
opnieuw rechtdoende, voor recht zal verklaren:
- -
-
i) dat door de jaarrekening 2000/2001 van LCI Group Technology N.V. (hierna: LCI) een misleidende voorstelling is gegeven van de toestand van LCI in de zin van artikel 2:139 BW en artikel 2:150 BW;
- -
-
ii) dat door het jaarverslag 2000/2001 van LCI een misleidende voorstelling is gegeven van de toestand van LCI in de zin van artikel 2:139 BW;
- -
-
iii) dat de misleidende voorstelling van de toestand van LCI door de jaarrekening te wijten is aan [geïntimeerde sub 1];
- -
-
iv) dat de misleidende voorstelling van de toestand van LCI door het jaarverslag 2000/2001 te wijten is aan [geïntimeerde sub 1];
- -
-
v) dat de misleidende voorstelling van de toestand van LCI door de jaarrekening 2000/2001 te wijten is aan een tekortkoming in het toezicht door [geïntimeerde sub 2] en/of [geïntimeerde sub 4] en/of [geïntimeerde sub 3];
- -
-
vi) dat het causaal verband in de zin van conditio sine qua non-verband tussen enerzijds de misleidende jaarrekening 2000/2001 en/of het misleidende jaarverslag 2000/2001 en anderzijds beleggingsbeslissingen in de periode tussen 14 juni 2001 en 17 december 2001 (althans 13 november 2001, althans 25 oktober 2001) vaststaat, behoudens tegenbewijs;
- -
-
vii) dat [geïntimeerde sub 1] een ernstig verwijt kan worden gemaakt van onbehoorlijke taakvervulling, en dat de aandeelhouders die als gevolg daarvan ‘afgeleide schade’ hebben geleden zoals omschreven in de inleidende dagvaarding rechtstreeks een vordering kunnen instellen tegen [geïntimeerde sub 1] ter verkrijging van compensatie voor deze schade;
- -
-
viii) dat [geïntimeerde sub 2] en/of [geïntimeerde sub 4] en/of [geïntimeerde sub 3] een ernstig verwijt kan worden gemaakt van onbehoorlijk toezicht, en dat de aandeelhouders die als gevolg daarvan ‘afgeleide schade’ hebben geleden zoals omschreven in de inleidende dagvaarding rechtstreeks een vordering kunnen instellen tegen [geïntimeerde sub 2] en/of [geïntimeerde sub 4] en/of [geïntimeerde sub 3] ter verkrijging van compensatie voor deze schade;
- -
-
ix) dat degenen die tussen 14 juni 2001 en 17 december 2001 (althans 13 november 2001, althans 25 oktober 2001) beleggingsbeslissingen hebben genomen met betrekking tot LCI onder ‘derden’ vallen in de zin van artikel 2:139/150 BW;
[geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen om al hetgeen VEB en de Stichting ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] hebben voldaan aan VEB en de Stichting terug te betalen, met rente;
[geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde sub 1] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt, met - uitvoerbaar bij voorraad - hoofdelijke veroordeling van VEB en de Stichting in de kosten van (naar het hof verstaat) het hoger beroep, met nakosten en rente. Voor het geval het hof van oordeel is dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven, heeft [geïntimeerde sub 1] geconcludeerd tot afwijzing, althans ontzegging, van de vorderingen van VEB en de Stichting, met hoofdelijke veroordeling van VEB en de Stichting in de kosten van deze procedure in beide instanties, met nakosten en rente.
De Commissarissen hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - hoofdelijke veroordeling van VEB en de Stichting in de kosten van (naar het hof verstaat) het hoger beroep, met nakosten.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.