Home

Gerechtshof Den Haag, 25-07-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2530, BK-13/01282 en BK-13/01295

Gerechtshof Den Haag, 25-07-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2530, BK-13/01282 en BK-13/01295

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
25 juli 2014
Datum publicatie
25 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:2530
Formele relaties
Zaaknummer
BK-13/01282 en BK-13/01295

Inhoudsindicatie

BPM. Proefprocedure. In bezwaar of beroep kan tegen een eenmaal vastgesteld BPM-tarief geen andere rekenmethode of gegevens mogen worden gebruikt dan die bij de eerste vaststelling. Er zijn verschillende manieren om het BPM-tarief te berekenen; een eenmaal gekozen methodiek dient verder gevolgd te worden, ook in bezwaar en beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-13/01282 en BK-13/01295

Uitspraak van 25 juli 2014

in het geding tussen:

[X] BV, statutair gevestigd te [Z], belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst Roosendaal, de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 juli 2013, nummer SGR 12/5956.

Voldoening op aangifte, bezwaar en beroep

1.1. Belanghebbende heeft met betrekking tot de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een personenauto afkomstig uit een andere lidstaat van de Europese Unie op 13 maart 2012 de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) op aangifte voldaan.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur heeft het door belanghebbende ingediende bezwaar tegen deze voldoening ongegrond verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.4. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, de BPM vastgesteld op € 4.304 en de nader terug te geven BPM op € 385, de Inspecteur gelast heffingsrente te vergoeden over het bedrag van € 385 en de Inspecteur veroordeeld in de aan belanghebbende te betalen proceskosten van € 998,50.

Hoger beroep

2.1. Belanghebbende en de Inspecteur zijn beiden van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Van belanghebbende is een griffierecht van € 478 geheven.

2.2. Partijen hebben een verweerschrift ingediend.

2.3. Op 29 november 2013 heeft een regiezitting bij het Hof in Den Haag plaatsgevonden waar alle BPM-zaken, die op dat moment bij het Hof aanhangig waren en waarin [A] namens onderscheidene belanghebbenden als procesvertegenwoordiger optreedt, aan de orde zijn geweest. Dit heeft geleid tot een aantal afspraken tussen het Hof en partijen met het doel de afdoening van alle zaken te stroomlijnen. Partijen hebben vervolgens in onderling overleg zeven rechtsvragen geformuleerd waarover zij in het bijzonder het oordeel van het Hof willen vernemen en daar telkens een voorbeeldzaak bij gezocht.

2.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft samen met de andere zaken - plaatsgehad ter zitting van het Hof van 28 maart 2014. Op deze zitting zijn de rechtsvragen verder gepreciseerd. Vervolgens heeft, na voltooiing van het vooronderzoek in de desbetreffende acht voorbeeldzaken (waaronder het onderhavige dubbel hoger beroep), de tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 13 juni 2014 waar de voorbeeldzaken inhoudelijk zijn behandeld en partijen de overige hogerberoepszaken hebben ingetrokken. Partijen zijn steeds verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn een verslag en processen-verbaal opgemaakt.

Feiten

De rechtbank

Geschil en standpunten van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing