Gerechtshof Den Haag, 13-07-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1691, BK-22/00525
Gerechtshof Den Haag, 13-07-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1691, BK-22/00525
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 juli 2023
- Datum publicatie
- 25 september 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:775
- Zaaknummer
- BK-22/00525
- Relevante informatie
- Art. 8 Uitv.reg. BPM
Inhoudsindicatie
Art. 10, leden 1, 2 en 8, Wet Bpm
Hoogte van de handelsinkoopwaarde. Schadeverleden. Hoogte van de historische nieuwprijs. Herstel rekenfout.
Belanghebbende heeft met het door haar overgelegde taxatierapport en de daarbij behorende foto’s onvoldoende bewijs van de door haar gestelde schade geleverd. De historische nieuwprijs dient te worden bepaald op basis van de CO2-uitstoot van de auto zelf, niet die van het referentievoertuig. Geen toekenning van vergoeding van immateriële schade, nu belanghebbende en haar gemachtigde krachtens volmacht overeen zijn gekomen dat alle proceskostenvergoedingen, dwangsommen en/of schadevergoedingen die worden uitbetaald in verband met de procedure aan de gemachtigde van belanghebbende ten goede komen.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-22/00525
in het geding tussen:
(gemachtigde: S.M. Bothof)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 22 maart 2022, nummer SGR 20/5777.
Procesverloop
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 2.022. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 39 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente).
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag Bpm (de naheffingsaanslag) en de beschikking belastingrente bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ter zake van het beroep is een griffierecht geheven van € 345. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank). De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 1.326, vermindert de belastingrente dienovereenkomstig en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.620;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht geheven van € 548. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en heeft bij afzonderlijk geschrift tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 juni 2023. De Inspecteur is verschenen en de gemachtigde van belanghebbende heeft deelgenomen aan de zitting via MS Teams, waarbij sprake was van een rechtstreekse beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende heeft op 3 december 2018 aangifte Bpm gedaan voor een gebruikte personenauto van het merk Mercedes-Benz, type GLC-klasse, uitvoering 220 d 4Matic (de auto). De auto heeft als land van herkomst Duitsland. De datum van eerste toelating van de auto is 12 november 2015. De kilometerstand ten tijde van de aangifte bedroeg 107.729. De aangifte resulteert in een te betalen bedrag van € 2.244 aan Bpm. Dit bedrag heeft belanghebbende voldaan.
Tot het dossier behoort een verkoopfactuur van “ [A] BVBA”, te [buitenlandse woonplaats] , van een verkoop op 28 november 2018 van de onder 2.1 bedoelde auto aan belanghebbende, voor een bedrag van € 25.000 (exclusief € 5.250 btw).
Belanghebbende heeft de in de onder 2.1 bedoelde aangifte vermelde handelsinkoopwaarde gebaseerd op een taxatierapport van “ [B] ” van 30 november 2018 waarin de auto is getaxeerd op een waarde van € 13.526 (het taxatierapport). Hierbij is rekening gehouden met een handelsinkoopwaarde vóór schade van € 23.213, gebaseerd op de koerslijstinformatie van “Xray BPM import”, verminderd met een schadecalculatie van € 9.687 (90% van € 10.763,19).
De dienst Domeinen Roerende zaken van het ministerie van Financiën (DRZ) heeft een onderzoek waardebepaling ten aanzien van de auto uitgevoerd (onderzoek waardebepaling). De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in een verslag, dat tot de stukken van het geding behoort. Naar aanleiding van een fysieke schouw op 14 december 2018 heeft de beoordelaar van DRZ geconstateerd dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto, gebaseerd op de koerslijstinformatie van XRay (Marge), dient te worden vastgesteld op € 26.473. De beoordelaar heeft verder een bedrag van € 136 aan schade gecalculeerd, waarvan € 106 (77%) in mindering is gebracht op de handelsinkoopwaarde, zodat uiteindelijk een handelsinkoopwaarde van € 26.367 resteert. Bij het onderzoek waardebepaling is de beoordelaar van DRZ uitgegaan van de uitvoering Ambition, nadat het zogenoemde “SilverDAT VIN-informatie Rapport” van de auto is opgevraagd en door de beoordelaar is geconstateerd dat de auto het meest overeenkomt met de uitvoering Ambition.
Vervolgens heeft de Inspecteur op basis van het onder 2.4 bedoelde verslag een naheffingsaanslag Bpm opgelegd naar een bedrag van € 2.022. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 39.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“Typenummer
7. Tijdens het hoorgesprek heeft eiseres verklaard dat in Duitsland, het land van herkomst van de auto, het type Matic Ambition niet voorkomt. Zij heeft daarom aangifte gedaan uitgaande van het type Matic. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat uit de vinspecificaties van Mercedes volgt dat, gezien de op de auto aanwezige opties, de auto het beste refereert aan het type Matic Ambition. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder hierin niet te volgen zodat bij de berekening van de verschuldigde belasting moet worden uitgegaan van een Matic Ambition.
Deskundigheid DRZ
8. Het staat verweerder vrij een deskundige van zijn keuze in te schakelen. Het bepaalde in artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 staat daar niet aan in de weg omdat dit betrekking heeft op een door de belastingplichtige in te schakelen taxateur. In het kader van deze procedure beschouwt de rechtbank de taxateur van DRZ als een partijdeskundige, omdat hij door verweerder is aangezocht om een oordeel te geven over de waarde van de auto. De rechtbank heeft, afgaande op de inhoud van de rapporten van DRZ en de daarop gegeven toelichting, geen reden aan de professionaliteit c.q. onafhankelijkheid van de (her)taxateur te twijfelen. Eiseres heeft haar stelling dat sprake is van vooringenomenheid, schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheden verder niet dan wel onvoldoende geconcretiseerd. Deze beroepsgrond faalt.
Schade
9. De bewijslast dat sprake is van waardevermindering ten gevolge van schade rust op eiseres. Eiseres heeft ter onderbouwing van de gestelde waardevermindering gewezen op het taxatierapport. De rechtbank stelt voorop dat sporen van normaal gebruik zijn verdisconteerd in de koerslijstwaarde, zodat hiermee niet nogmaals rekening kan worden gehouden. Er kan dus alleen een aftrek op de koerslijstwaarde worden toegepast indien en voor zover sprake is van waardevermindering als gevolg van schade die het niveau van normale gebruikssporen overstijgt. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er, met inachtneming van leeftijd en kilometrage van de auto, niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat sprake is van meer dan normale gebruikssporen. Noch uit het taxatierapport en de daarbij gevoegde foto’s noch uit door DRZ gemaakte foto’s valt dat af te leiden. Dat verweerder ter zake van het onderscheid tussen schade en normale gebruikssporen beleid zou voeren dat is gebaseerd op innameprotocollen van leasemaatschappijen en dat hij zich niet aan dit beleid heeft gehouden, heeft eiseres tegenover de weerspreking door verweerder, evenmin aannemelijk gemaakt.
Historische nieuwprijs/koerslijst Eurotaxglass’s/leeftijdskorting
10. Niet in geschil is dat voor de auto de CO2 uitstoot is vastgesteld op 143 gr/km. Zoals het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2021:2567) heeft geoordeeld dient bij de berekening van de voor de auto verschuldigde Bpm te worden uitgegaan van die CO2 uitstoot. De daarbij behorende verschuldigde Bpm bedraagt bij een datum eerste ingebruikname in 2015 € 12.573. Uitgaande van de door DRZ vastgestelde netto catalogusprijs voor het type Matic Ambition, 21 % BTW en € 12.573 aan Bpm is de historische nieuwprijs € 77.356.
11. Verweerder heeft in beroep het standpunt ingenomen dat in deze zaak met een correctie van 15% op de Eurotaxglass’s koerslijst rekening dient te worden gehouden in verband met de “bijstelling dealersituatie” en “bijstelling marktsituatie”. Het al dan niet toepassen van deze correctie is dan ook niet langer in geschil.
12. Uitgaande van de Eurotaxglass’s koerslijst met de hiervoor genoemde 15% correctie minus de door DRZ in aanmerking genomen schade van € 106 bedraagt de handelsinkoopwaarde € 23.883 zodat ter zake van de registratie van de auto en uitgaande van de datum tenaamstelling van de auto, een bedrag van € 3.570 verschuldigd is. Eiseres heeft op aangifte € 2.244 voldaan zodat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot
€ 1.326.
13. Door in de berekening uit te gaan van de datum tenaamstelling van de auto is rekening gehouden met het tijdsverloop tussen aangifte en de datum tenaamstelling. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd over extra leeftijdskorting, behoeft daarom geen behandeling.
Belastingrente
14. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige beroepsgronden tegen de beschikking belastingrente aangevoerd en ook overigens is niet gebleken dat de rente in strijd met het bepaalde in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of op een te hoog bedrag is berekend. Wel moet de belastingrente worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag.
Slotsom
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond.
Immateriële schadevergoeding
16. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 20051. Behoudens in geval van bijzondere omstandigheden wordt een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een half jaar toe aan de bezwaarfase.
17. Het bezwaarschrift is door verweerder ontvangen op 2 augustus 2019, de uitspraak op bezwaar is van 21 november 2019 en deze uitspraak van de rechtbank is gedaan op 22 maart 2022. Derhalve is tussen het bezwaar en de rechtbankuitspraak een periode van 2 jaar en ruim 8 maanden verstreken. Nu de gronden van beroep en het verweerschrift kort voor de eerste lockdown wegens corona zijn ingediend en in het kader van maatregelen tegen het coronavirus in 2020 gedurende een aantal maanden bij de rechtbank geen zittingen hebben kunnen plaatsvinden, doet zich een bijzondere omstandigheid voor die verlenging van de redelijke termijn met vier maanden rechtvaardigt2. Aan eiser komt daarom een schadevergoeding toe van € 500. De termijnoverschrijding is geheel toe te rekenen aan de beroepsfase.
Proceskosten
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.620 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1).
2 Vgl. gerechtshof Den Haag 18 januari 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:53”
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
In (incidenteel) hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag (nader) is vastgesteld.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, en:
- -
-
primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente;
- -
-
subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 1.290 en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente,
tot toekenning van een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000 en voorts tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten in beroep en hoger beroep en het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank uitsluitend voor zover deze ziet op de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1.642, dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente en, uitsluitend voor het geval de vergoeding van immateriële schade en de proceskostenvergoeding in beroep door de Rechtbank onjuist is berekend, tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten in hoger beroep.