Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-10-2009, BJ9951, 22-001732-08

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-10-2009, BJ9951, 22-001732-08

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
12 oktober 2009
Datum publicatie
12 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ9951
Formele relaties
Zaaknummer
22-001732-08

Inhoudsindicatie

De verdachte was in het bezit van een verlof voor het houden van bepaalde wapens en munitie en was daardoor goed op de hoogte van de bepalingen op het gebied van wapens en munitie.

Desondanks is hij overgegaan tot het binnen Nederland brengen van wapens en munitie die niet onder dat verlof vielen en het samen met een ander doorleveren daarvan aan derden.

Herhaalde pseudo-koop

Uitspraak

Rolnummer: 22-001732-08

Parketnummers: 09-754147-06 en 09-650102-07

Datum uitspraak: 12 oktober 2009

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 februari 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1961,

thans gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 september 2009 en 28 september 2009.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.

Van de dagvaardingen en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.

Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.

Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest, en met beslissingen omtrent het inbeslaggenomene als nader in het vonnis omschreven.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Verweren

Ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2009 heeft de raadsman een aantal verweren gevoerd, zoals nader toegelicht in zijn overgelegde pleitaantekeningen.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Voorzover de verweren zijn gebaseerd op de stelling dat in casu infiltratie/stelselmatige informatie-inwinning heeft plaatsgevonden worden deze verworpen reeds omdat van deze opsporingsmethoden geen sprake is geweest. Wel heeft enige malen pseudo-koop plaatsgevonden.

Daarvan uitgaande is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn geschonden. Met betrekking tot de proportionaliteit overweegt het hof met name dat het hier gaat om zeer ernstige misdrijven waardoor leven en veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Dit alleen al rechtvaardigt de toepassing van herhaalde pseudo-koop. Voorzover de raadsman heeft willen betogen dat in een strafzaak slechts éénmaal pseudo-koop mag worden toegepast, wordt dit verweer verworpen omdat het geen steun vindt in het recht.

Voor wat betreft de eis van subsidiariteit geldt dat met name uit de verhoren van de teamleider en de officier van justitie duidelijk wordt dat van gewone opsporingsmiddelen als tap en observatie onvoldoende resultaat viel te verwachten. Ook uit dat oogpunt bezien was inzet van herhaalde pseudo-koop gerechtvaardigd.

Over de vraag of het Talloncriterium al dan niet is geschonden zijn in aanwezigheid van de verdediging gehoord de pseudo-koper [A], de teamleider en de officier van justitie. Het hof is van oordeel dat uit deze verhoren voldoende duidelijk is dat het Talloncriterium in casu niet is geschonden.

Het verweer dat de officier van justitie voorafgaande aan de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheid van pseudo-koop geen toestemming heeft gevraagd aan de Centrale toetsingscommissie, wordt door het hof verworpen, aangezien geen rechtsregel een dergelijke toestemming vereist.

Het hof is met de raadsman van oordeel dat er alsnog zonder de wettelijke vereiste voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris uitgewerkte geheimhoudergesprekken aan het dossier zijn toegevoegd.

Het hof zal deze tapgesprekken daarom niet bezigen voor het bewijs.

Het hof stelt vast, nu alle verweren zijn verworpen dat het openbaar ministerie ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte.

Het verweer dat het onderzoek is gestart op alleen informatie van de Centrale Inlichtingen Eenheid wordt verworpen nu het hof concludeert dat deze informatie afkomstig is van een betrouwbare informant.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 tenlastegelegde heeft begaan en neemt uit het te vernietigen vonnis de bewezenverklaring over.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1:

Handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de Wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken, meermalen gepleegd

en

handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken, meermalen gepleegd

en

handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken, meermalen gepleegd.

Feit 2 en 13:

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens of munitie een beroep maken, meermalen gepleegd

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken, meermalen gepleegd.

Feit 3:

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken.

Feit 4:

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens of munitie een beroep maken

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens of munitie een beroep maken, meermalen gepleegd

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken, meermalen gepleegd.

Feit 5:

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens of munitie een beroep maken

en

handelen In strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens of munitie een beroep maken

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken, meermalen gepleegd.

Feit 6 en 7:

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens of munitie een beroep maken, meermalen gepleegd

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken, meermalen gepleegd.

Feit 8:

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken.

Feit 9:

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens of munitie een beroep maken.

Feit 10:

Handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken.

Feit 11:

Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Feit 12:

Handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens en munitie een beroep maken.

Feit 14:

Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat over het inbeslaggenomene zal worden beslist zoals vermeld op zijn overgelegde lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte was in het bezit van een verlof voor het houden van bepaalde wapens en munitie en was daardoor goed op de hoogte van de bepalingen op het gebied van wapens en munitie.

Desondanks is hij overgegaan tot het binnen Nederland brengen van wapens en munitie die niet onder dat verlof vielen en het samen met een ander doorleveren daarvan aan derden. De verdachte heeft daarmee bijgedragen aan het in omloop brengen van illegale wapens en munitie in Nederland en hij heeft zich daarbij niet bekommerd om het gevaar dat dit voor de maatschappij en voor de veiligheid van anderen meebrengt. Hij heeft daarbij ook niet geschroomd een aantal automatische wapens zo in omloop te brengen. Het binnen Nederland brengen, overdragen en voorhanden hebben betreft een groot aantal wapens en een grote hoeveelheid munitie gedurende een lange periode, waardoor er sprake is geweest van beroepsmatig handelen.

Gezien het feit dat naast mogelijke ongelukken met wapens deze ook (kunnen) worden gebruikt voor het begaan van strafbare feiten zoals overvallen en bedreigingen, is het hof van oordeel dat tegen het onbevoegd voorhanden hebben, tegen het overdragen en tegen het binnenbrengen van wapens en munitie in Nederland streng moet worden opgetreden.

Ten gunste van de verdachte houdt het hof rekening met het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een beroep gedaan op strafvermindering ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, op gronden zoals nader toegelicht in zijn overgelegde pleitaantekeningen.

Het hof ziet, gelet op hetgeen hiervoor onder het kopje “Verweren” is overwogen, geen aanleiding om over te gaan tot strafvermindering ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag

De inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 (enveloppe), 2, 3, 4, 5 en 6 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) zullen worden verbeurdverklaard, aangezien deze voorwerpen kunnen worden beschouwd als voorwerpen met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren.

Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurd-verklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen,

genummerd 1 (1 st. geweer KL:22), 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 20 tot en met 144 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen),

zullen worden ontrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 7, 8 en 19 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) zal het hof de teruggave gelasten aan de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 14, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.

Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd de op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerp genummerd 1 (enveloppe), 2, 3, 4, 5 en 6.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpe genummerd 1 (1 st. geweer KL:22), 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 20 tot en met 144.

Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerp genummerd 7, 8 en 19.

Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. S.J.A.M. van Gend en mr. J.C.F. van Gelder, in bijzijn van de griffier R. Luijken.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2009.