Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-10-2006, AZ3533, 20-009304-05
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-10-2006, AZ3533, 20-009304-05
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 oktober 2006
- Datum publicatie
- 4 december 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ3533
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BC6858, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BC6858
- Zaaknummer
- 20-009304-05
Inhoudsindicatie
KB-Lux zaak: verwerping niet-ontvankelijkheidsverweren; vrijspraak
Uitspraak
Parketnummer: 20-009304-05
Uitspraak : 31 oktober 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van
4 mei 2005 in de strafzaak met parketnummer 04-610088-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende bewezen zal verklaren hetgeen verdachte onder 1 en onder 2 ten laste is gelegd en hem deswege zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een geldboete van EUR 60.000,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen.
Vonnis waarvan beroep
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zal het hof om redenen van efficiëntie het vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 juni 1995 en/of 12 juni 1996 en/of 7 augustus 1997 en/of 7 mei 1998, althans op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, in de periode van 1 juni 1995 tot en met
7 mei 1998 in de gemeente Venlo, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1994 en/of 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of 1998 (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans heeft laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op die/dat bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Venlo ingeleverde aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1994 en/of 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of 1998 (telkens) geen of een onjuist bedrag aan (buitenlandse) rente-inkomsten en/of het saldo/de saldi inzake (een) bankrekening(en) bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg, althans een bankinstelling te Luxemburg (onder andere met de/het rekeningnummer(s) [rekeningnummer]) opgegeven en/of vermeld, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl (respectievelijk)
- daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of
- dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 1999 en/of 18 mei 2000, althans in de periode van 20 mei 1999 tot en met 18 mei 2000 in de gemeente Venlo, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1998 en/of 1999 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1999 en/of 2000 (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans heeft laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op die/dat bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Venlo ingeleverde aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1998 en/of 1999 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1999 en/of 2000 (telkens) geen of een onjuist bedrag aan (buitenlandse)
rente-inkomsten en/of het saldo/de saldi inzake (een) bankrekening(en) bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg, althans een bankinstelling te Luxemburg (onder andere met de/het rekeningnummer(s) [rekeningnummer]) opgegeven en/of vermeld, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Op de gronden als in de door hem overgelegde pleitnotities vervat, heeft de raadsman van verdachte bepleit dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe ook gewezen op de door hem in eerste aanleg overgelegde pleitnotities.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat -naar het hof de verweren verstaat-:
A. er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel als ook met het zorgvuldigheidsbeginsel, nu de vervolging in de onderhavige zaak door het openbaar ministerie is doorgezet, terwijl een duidelijke omslag zichtbaar is in de behandeling van strafzaken in het rekeningenproject, waar de onderhavige strafzaak eveneens deel van uitmaakt, ten aanzien van ontkennende verdachten, inhoudende dat nog niet aangebrachte zaken niet verder worden vervolgd en dat in reeds aangebrachte zaken bij onvoldoende bewijsmateriaal vrijspraak wordt gevorderd;
B. er sprake is van een dubbele vervolging, nu het openbaar ministerie in strijd met het zogenaamde “una via”-beginsel tot strafvervolging is overgegaan, terwijl over andere jaren dan ten laste gelegd –jaren die deel uitmaken van hetzelfde feitencomplex- navorderingsaanslagen zijn opgelegd met bestuurlijke boeten;
C. er krachtige aanwijzingen zijn dat het bewijs, te weten de microfiches van de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg, bij het opsporingsonderzoek in België, welke fiches later aan de Nederlandse Autoriteiten zijn overgedragen, op onrechtmatige wijze is verkregen, althans dat niet kan worden nagegaan of de bewijsgaring door de Belgische autoriteiten rechtmatig is geschied.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
PRO MEMORIE
Het hof verwerpt de verweren.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren dat verdachte opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangiften inkomstenbelasting over de jaren 1994 tot en met 1999, alsmede opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangiften vermogensbelasting over de jaren 1995 tot en met 2000 heeft gedaan.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Nog daargelaten de vraag of genoegzaam kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die onder de tenaamstelling [betrokkene] een rekening met het nummer [rekeningnummer] heeft gehad bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg, houdt het dossier met betrekking tot inkomsten/vermogen niet meer in dan dat blijkens een tweetal afschriften van microfiches van rekeningnummers van de Kredietbank Luxembourg op 31 januari 1994 bij voornoemde tenaamstelling een geldbedrag stond vermeld van 54,03 onder nummer
[rekeningnummer], alsmede een geldbedrag van 1.260.343,38 onder nummer [rekeningnummer].
Uit het dossier blijkt niet of na eerdergenoemde datum op die rekening nog gelden aanwezig waren, of rente is bijgeschreven.
Onder deze omstandigheden is het hof reeds van oordeel dat, bij gebreke van voldoende aanknopingspunten, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte de aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 1994 tot en met 1999 en vermogensbelasting over de jaren 1995 tot en met 2000 (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven dan wel terwijl dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
Bij gevolg zal verdachte van het ten laste gelegde onder 1 en onder 2 worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. A.H.Q. Goossens,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 31 oktober 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.H.Q. Goossens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.