Home

Hoge Raad, 18-03-2008, BC6858, 00974/07

Hoge Raad, 18-03-2008, BC6858, 00974/07

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 maart 2008
Datum publicatie
19 maart 2008
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC6858
Formele relaties
Zaaknummer
00974/07

Inhoudsindicatie

OM-cassatie. KB-Lux zaak. Art. 359.2 Sv en de begrijpelijkheid van de motivering van het Hof als reactie daarop. In aanmerking genomen dat van algemene bekendheid is dat door een bank rente pleegt te worden uitgekeerd over een (aanzienlijk) tegoed op een bankrekening, is ’s Hofs oordeel dat erop neerkomt dat niet kan worden uitgegaan van rente-inkomsten in 1994 niet zonder meer begrijpelijk. Evenmin is zonder meer begrijpelijk ’s Hofs oordeel dat na 31-01-1994 op de desbetreffende rekeningen geen geldbedragen (rentedragend) aanwezig waren nu het Hof niets concreets heeft vastgesteld omtrent de vraag of die geldbedragen na die datum verdachte nog ter beschikking stonden. Het voorgaande brengt mee dat het Hof niet in het midden had mogen laten of verdachte rekeninghouder is geweest, hetgeen door de AG bij het Hof gemotiveerd was aangevoerd.

Uitspraak

18 maart 2008

Strafkamer

nr. 00974/07

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 31 oktober 2006, nummer 20/009304-05, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Roermond van 4 mei 2005 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De raadsman van de verdachte, mr. R. de Bree, advocaat te 's-Gravenhage, heeft het beroep tegengesproken.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel strekt ten betoge dat het Hof de vrijspraak van het onder 1 en 2 aan de verdachte tenlastegelegde niet begrijpelijk heeft gemotiveerd.

3.2. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

"1.

hij op of omstreeks 1 juni 1995 en/of 12 juni 1996 en/of 7 augustus 1997 en/of 7 mei 1998, althans op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, in de periode van 1 juni 1995 tot en met 7 mei 1998 in de gemeente Venlo, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1994 en/of 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of 1998 (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans heeft laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op die/dat bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Venlo ingeleverde aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1994 en/of 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1995 en/of 1996 en/of 1997 en/of 1998 (telkens) geen of een onjuist bedrag aan (buitenlandse) rente-inkomsten en/of het saldo/de saldi inzake (een) bankrekening(en) bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg, althans een bankinstelling te Luxemburg (onder andere met de/het rekeningnummer(s) [0001]) opgegeven en/of vermeld, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl (respectievelijk)

- daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of

- dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven;

2.

hij op of omstreeks 20 mei 1999 en/of 18 mei 2000, althans in de periode van 20 mei 1999 tot en met 18 mei 2000 in de gemeente Venlo, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1998 en/of 1999 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1999 en/of 2000 (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans heeft laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op die/dat bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Venlo ingeleverde aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 1998 en/of 1999 en/of vermogensbelasting over het/de jaar/jaren 1999 en/of 2000 (telkens) geen of een onjuist bedrag aan (buitenlandse) rente-inkomsten en/of het saldo/de saldi inzake (een) bankrekening(en) bij de Kredietbank

Luxembourg te Luxemburg, althans een bankinstelling te Luxemburg (onder andere met de/het rekeningnummer(s) [0001]) opgegeven en/of vermeld, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven."

3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, in:

"De advocaat-generaal draagt de zaak voor en voert het woord.

Het betreft hier een door het openbaar ministerie ingesteld appel. De eerste rechter heeft verdachte vrijgesproken omdat niet voldaan zou zijn aan de minimumbewijsregel. Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat dit niet juist is en dat er wel degelijk voldoende bewijs voorhanden is. Over de uitspraak van de rechtbank Utrecht d.d. 8 september 2004 (LJN AR2628) kan verschillend worden gedacht. In de onderhavige zaak is echter sprake van een specifieke omstandigheid. Er ligt een unieke identificatie. In Nederland is slechts één [naam van verdachte] woonachtig. De nationaliteit speelt in deze geen rol, omdat het slechts om ingezetenen van Nederland ging. De door verdachte afgelegde verklaring is niet gebaseerd op de microfiches. Verdachte is eerst ondervraagd en toen heeft hij verklaard dat hij geen rekening bij de kredietbank in Luxemburg had. Pas daarna zijn hem de microfiches getoond. Er is dus sprake van een door verdachte afgelegde leugenachtige verklaring, welke niet is gebaseerd op de microfiches. Het verhoor van verdachte is aangevangen zonder dat hem microfiches zijn getoond. Zijn verklaring kan dus dienen als aanvullend bewijs.

(...)

De advocaat-generaal deelt desgevraagd het volgende mede.

In casu is geen overzicht van de kredietbank Luxembourg voorhanden omtrent het verloop van de rekening met nummer [0001]. Verdachte is wel verzocht om de kredietbank aan te schrijven met het verzoek tot verstrekking van een dergelijk overzicht, maar dat heeft hij geweigerd.

(...)

De advocaat-generaal voert het woord.

De onderhavige zaak maakt deel uit van een reeks vergelijkbare zaken met betrekking tot bankrekeningen bij de Kredietbank Luxembourg. Er zijn reeds veel uitspraken van rechtbanken en hoven in Nederland bekend, maar de Hoge Raad heeft zich nog niet over deze kwestie gebogen. (...)

Het dossier bevat een tweetal afschriften van de microfiches en tonen een privérekening en een depositorekening, beide op naam van verdachte. Alle aangiften inkomstenbelasting en vermogensbelasting zijn door de belastingdienst retour ontvangen. Het benadelingsbedrag is ruim twee miljoen gulden. Dit is één van de hoogste bedragen in de zogenaamde "KB LUX" zaken.

Met een achternaam als Jansen of Bakker is iemand lastig te traceren. De microfiches bevatten namelijk alleen maar namen en geen adressen. De Kredietbank Luxembourg heeft geweigerd om de adressen te verstrekken. Dat het gaat om Nederlandse ingezetenen blijkt uit de brief van 27 oktober 2000 van de Bijzondere Belastinginspectie te Brussel. De naam [van verdachte] komt weinig voor in Nederland en de identificatie is dan ook snel rond. Ik heb de databank Nederlandse familienamen van het Instituut Meertens, opgericht in 1947, geraadpleegd. In 1947 kwam de naam [van verdachte] 193 keer voor in Nederland, voornamelijk in de provincie Drente. De achternaam [naam 1] komt 23 keer voor en betreft de Indische tak van die familie. De naam [achternaam betrokkene 1] komt 183 keer voor. Zowel [naam van verdachte] als [naam 1] en [achternaam betrokkene 1] zijn zeldzame namen van Nederlandse ingezetenen. De combinatie [naam van verdachte]-[achternaam betrokkene 1] is derhalve vrij uniek te noemen. Er is er maar één van in Nederland.

Voor wat betreft de bewijskracht van een kennelijk leugenachtige verklaring wijs ik op de noot bij het arrest van de Hoge Raad d.d. 18 januari 2005, LJN AR6616. Er is ook Europese jurisprudentie bekend omtrent "circumstances that calls for an explanation". Bij een kennelijk leugenachtige verklaring zal een rechter eerder geneigd zijn om daaruit voor verdachte negatieve conclusies te trekken. In casu ben ik van mening dat niet getwijfeld kan worden aan de leugenachtigheid van de door verdachte afgelegde verklaring (proces-verbaal verhoor, dossiernummer KBL 24297, pagina 10-11, codenummer V1/01). Op de vraag of hij gerechtigd is of gerechtigd is geweest tot een bankrekening bij de Kredietbank Luxembourg te

Luxemburg met rekeningnummer [0001], antwoordt verdachte ontkennend. Pas daarna worden hem twee afdrukken van de microfiches afkomstig van de Kredietbank Luxembourg getoond. De leugenachtigheid van zijn verklaring is derhalve niet gebaseerd op de microfiches maar op de identificatie."

3.4. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:

"Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren dat verdachte opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangiften inkomstenbelasting over de jaren 1994 tot en met 1999, alsmede opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangiften vermogensbelasting over de jaren 1995 tot en met 2000 heeft gedaan.

Het hof overweegt daaromtrent als volgt.

Nog daargelaten de vraag of genoegzaam kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die onder de tenaamstelling [van verdachte] een rekening met het nummer [0001] heeft gehad bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg, houdt het dossier met betrekking tot inkomsten/vermogen niet meer in dan dat blijkens een tweetal afschriften van microfiches van rekeningnummers van de Kredietbank Luxembourg op 31 januari 1994 bij voornoemde tenaamstelling een geldbedrag stond vermeld van 54,03 onder nummer [00-0001-00], alsmede een geldbedrag van 1.260.343,38 onder nummer [01-0001-01]. Uit het dossier blijkt niet of na eerdergenoemde datum op die rekening nog gelden aanwezig waren, of rente is bijgeschreven.

Onder deze omstandigheden is het hof reeds van oordeel dat, bij gebreke van voldoende aanknopingspunten, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte de aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 1994 tot en met 1999 en vermogensbelasting over de jaren 1995 tot en met 2000 (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven dan wel terwijl dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven."

3.5. Het Hof heeft de vrijspraak nader gemotiveerd, zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven. Die motivering houdt in dat, nu uit microfiches van rekeningnummers van de Kredietbank Luxembourg met betrekking tot inkomsten/vermogen enkel blijkt dat op 31 januari 1994 op rekeningen met nummer [0001] met de tenaamstelling [van verdachte] een geldbedrag van 54,03 en 1.260.343,38 stond vermeld, maar uit het dossier niet blijkt of na eerdergenoemde datum op die rekeningen nog gelden aanwezig waren of rente is bijgeschreven, reeds daarom niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde, zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven, heeft begaan, zodat in het midden kan blijven of de verdachte de persoon is geweest op wiens naam deze rekeningen waren gesteld.

3.6.1. Het Hof heeft vastgesteld dat volgens de zich in het dossier bevindende afschriften van microfiches van de Kredietbank Luxembourg op de rekeningen met het nummer [0001] en met de tenaamstelling [van verdachte] op 31 januari 1994 saldi van 54,03 en 1.260.343,38 stonden vermeld. De tenlastelegging houdt onder meer in dat de verdachte met betrekking tot die saldi de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 1994 onjuist of onvolledig heeft gedaan. In aanmerking genomen dat van algemene bekendheid is dat door een bank rente pleegt te worden uitgekeerd over een (aanzienlijk) tegoed op een bankrekening, is 's Hofs oordeel dat erop neerkomt dat niet kan worden uitgegaan van rente-inkomsten in 1994 die in de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 1994 hadden moeten worden betrokken niet zonder meer begrijpelijk.

Daarvan uitgaande is evenmin zonder meer begrijpelijk 's Hofs oordeel dat na 31 januari 1994 (op de desbetreffende rekeningen) geen geldbedragen (rentedragend) aanwezig waren die in aangiften inkomstenbelasting of vermogensbelasting over het jaar 1994 en/of de jaren daarna zouden hebben moeten worden betrokken. Of dat het geval is zal mede ervan afhangen of aannemelijk is dat die geldbedragen reeds onmiddellijk na genoemde datum of op enig ander moment nadien niet langer ter beschikking van de verdachte als rekeninghouder stonden, waaromtrent het Hof evenwel niets concreets heeft vastgesteld.

Het voorgaande brengt mee dat het Hof in de gegeven omstandigheden niet in het midden heeft kunnen laten of het de verdachte is geweest die destijds onder de tenaamstelling [van verdachte] een rekening met het nummer [0001] aanhield bij de Kredietbank Luxembourg. Indien immers de verdachte - zoals, naar hiervoor onder 3.3 is weergegeven, de Advocaat-Generaal bij het Hof gemotiveerd had aangevoerd - de rekeninghouder was, kan zonder nadere motivering niet begrijpelijk zijn dat het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte na 31 januari 1994 geen geldbedragen op de rekeningen aanwezig had of rente-inkomsten had genoten waarvan in aangiften voor de inkomstenbelasting of de vermogensbelasting aan de belastingdienst juist en volledig opgave had moeten worden gedaan.

3.6.2. Uit het vorenstaande volgt dat het Hof zijn oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde niet toereikend heeft gemotiveerd.

3.6.3. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 18 maart 2008.