Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1119, 18/00680

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1119, 18/00680

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 april 2020
Datum publicatie
6 april 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1119
Formele relaties
Zaaknummer
18/00680

Inhoudsindicatie

Leges. Aanleg van een glasvezelnetwerk voor elektronische communicatie. Het hof is van oordeel dat het heffen van de leges is gebeurd in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 13 van de Machtigingsrichtlijn

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00680

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) van 12 september 2012, nummer SBR 11/1157, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort,

hierna: de heffingsambtenaar,

betreffende de van belanghebbende geheven leges voor het in behandeling nemen van aanvragen voor het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze voor de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende, op grond van de Verordening leges 2010-1 van de gemeente Amersfoort (hierna: de Legesverordening) en de daarbij behorende Tarieventabel, door middel van twintig nota’s in de periode van 5 maart 2010 tot en met 3 januari 2011, bedragen van in totaal € 237.310 aan leges geheven voor het in behandeling nemen van de door belanghebbende ingediende aanvragen ter zake van de aanleg van een glasvezelnetwerk.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft - bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar - de bezwaren van belanghebbende tegen zeven nota’s niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen de overige dertien nota’s ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank. Ter zake daarvan heeft de griffier van de rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende - voor de dertien nota’s -hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Voor dit hoger beroep heeft de griffier van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. Bij zijn uitspraak van 2 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4677 (hierna: de uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden), heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de (dertien) in onderdeel 1.1 van zijn uitspraak vermelde legesnota’s vernietigd.

1.5.

Bij arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1467, heeft de Hoge Raad het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna het Hof van Justitie) verzocht een prejudiciële beslissing te geven.

1.6.

Bij arrest van 30 januari 2018, nr. C-360/15, ECLI:EU:C:2018:44 (hierna: het uitleggingsarrest), heeft het Hof van Justitie de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen beantwoord.

1.7.

De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2199 (hierna: het verwijzingsarrest), de uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en het geding verwezen naar het hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest.

1.8.

De heffingsambtenaar heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door het hof, bij brief van 28 januari 2019 een conclusie op het verwijzingsarrest ingediend. Belanghebbende is door het hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en de conclusie van de heffingsambtenaar, hetgeen zij heeft gedaan bij conclusie van 22 maart 2019.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 30 augustus 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen , namens belanghebbende, [A] , [B] en [C] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [D] en [E] .

1.10.

Partijen hebben tijdens de zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij.

1.11.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een kopie daarvan is aan partijen verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op grond van een in december 2009 met de gemeente Amersfoort gesloten overeenkomst is belanghebbende belast met de aanleg van een glasvezelnetwerk in die gemeente (hierna: de samenwerkingsovereenkomst). Voor de aanleg hiervan heeft belanghebbende aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college), telkens voor een deel van het tracé, instemming verzocht als bedoeld in artikel 5.4, lid 1, aanhef en letter b, van de Tw. Ter zake van het in behandeling nemen van dit verzoek om instemming zijn aan belanghebbende (onder meer) de onderhavige legesnota’s opgelegd tot een totaalbedrag van € 149.949.

2.2.

Artikel 2.3 van de voormelde samenwerkingsovereenkomst luidt als volgt:

“2.3. De gemeente richt een projectteam in, dat zich er op zal richten om met [F] te komen tot procedureafspraken met betrekking tot aanvraag en verlening van vergunningen met het doel om, voor zover de wettelijke kaders dat toelaten, het proces met betrekking tot de vergunningverlening voor beide Partijen waar mogelijk (kosten)efficiënter te laten verlopen en vertraging in de aanleg van het netwerk zoveel mogelijk te voorkomen.”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft - na verwijzing - het antwoord op de vragen of:

- de heffing van de leges voldoet aan artikel 13 van de Machtigingsrichtlijn (Richtlijn 2002/20/EG);

- artikel 2.3 van de samenwerkingsovereenkomst tussen belanghebbende en de gemeente aan de geheven leges in de weg staat.

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord. Verder stelt zij zich op het standpunt dat meer leges zijn geheven dan op basis van artikel 5.4 van de Tw mogelijk is. De heffingsambtenaar beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend en stelt dat het totaalbedrag van de leges mocht worden geheven op basis van artikel 5.4 van de Tw.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting hebben zij hun standpunten nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert (onder meer) tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de (dertien) legesnota’s. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing