Home

Hoge Raad, 21-10-1997, ZD0834, 105.652 E

Hoge Raad, 21-10-1997, ZD0834, 105.652 E

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 oktober 1997
Datum publicatie
8 april 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:1997:ZD0834
Zaaknummer
105.652 E
Relevante informatie
Wet op de economische delicten [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 19, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-10-2025] art. 29

Uitspraak

5. Beoordeling van het middel

5.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar namens de verdachte een verweer gevoerd dat het Hof in zijn bestreden arrest als volgt heeft samengevat en verworpen:

5.2. Voorzover het middel berust op de stelling dat het in het recht op een 'fair trial' als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM besloten liggende recht van de verdachte om niet aan zijn eigen veroordeling behoeven mee te werken als een absoluut recht moet worden beschouwd dat prevaleert boven een wettelijke informatieplicht als de verdachte zich door het geven van die informatie zou belasten, kan het niet tot cassatie leiden. Uit de uitspraak van het EHRM in de zaak Saunders moet immers worden afgeleid dat art. 6, eerste lid, EVRM zich niet verzet tegen het gebruik voor bewijs in een strafzaak van onder dwang door de verdachte afgegeven materiaal, zoals documenten, hetwelk onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat.

5.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat de hiervoor onder 4 bedoelde vordering van de opsporingsambtenaar ex art. 19, eerste lid, WED tot het geven van inzage in de door bij H. BV in dienstbetrekking zijnde bemanningsleden in de periode van 8 november 1993 tot en met 19 december 1993 gebezigde registratiebladen, ook al zou er al sprake zijn geweest van een verdenking, niet in strijd is met het recht op een 'fair trial' als bedoeld in het eerste lid van art. 6 EVRM. Het Hof heeft het hiervoor onder 5.1 weergegeven verweer, wat er ook zij van 's Hofs overwegingen dienaangaande, derhalve terecht verworpen.

5.4. Voorzover het middel de klacht behelst dat art. 29 Sv is geschonden kan het evenmin tot cassatie leiden, aangezien het aan die bepaling ten grondslag liggende beginsel meebrengt dat een verdachte niet kan worden verplicht tot het afleggen van een verklaring waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd en het in het onderhavige geval niet gaat om het afleggen van een verklaring of het desgevorderd verschaffen van schriftelijke inlichtingen door de verdachte omtrent zijn mogelijke betrokkenheid bij een strafbaar feit, maar om het afgeven van administratieve bescheiden.

5.5. Het middel faalt derhalve in al zijn onderdelen.

6. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop het bestreden arrest ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

7. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.