Home

Hoge Raad, 12-10-1999, ZD1568, 111.401

Hoge Raad, 12-10-1999, ZD1568, 111.401

Gegevens

Inhoudsindicatie

Zware mishandeling door ander met honkbalknuppel krachtig tegen diens hoofd te slaan, art. 302.1 Sr. 1. Bewijsklacht. Kon hof in ambtsedig p-v opgenomen verklaring van verbalisant m.b.t. foto’s van gezicht van aangever voor bewijs gebruiken? 2. Bewijsklacht zwaar lichamelijk letsel. Kunnen gebroken jukbeen en gescheurde oogkas worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel?

Ad 1. Hof heeft niet bij politie gemaakte foto's tot bewijs gebezigd maar slechts in bewijsvoering opgenomen verklaring van verbalisant dat er foto's zijn gemaakt van gezicht van aangever. Niet valt in te zien waarom deze toevoeging in de weg zou staan aan behoorlijke redengeving van bewezenverklaring.

Ad 2. HR stelt voorop dat vaststelling of door verdachte toegebracht lichamelijk letsel als zwaar kan worden aangemerkt in belangrijke mate is voorbehouden aan oordeel van rechter die over feiten oordeelt. 's Hofs bewezenverklaring dat verdachte zwaar lichamelijk letsel in de vorm van gebroken jukbeen en gescheurde oogkas heeft toegebracht door slachtoffer opzettelijk met honkbalknuppel krachtig tegen diens hoofd te slaan, berust onder meer op ambtsedige verklaring van politiebrigadier, inhoudende gedetailleerde verklaring van kaakchirurg van hetgeen deze mede aan de hand van röntgenologisch onderzoek heeft geconstateerd m.b.t. het aan slachtoffer toegebrachte letsel alsmede welke medische handelingen hij in ziekenhuis heeft moeten verrichten aan slachtoffer (reponeren van jukbeen in algehele anaesthesie). Hof heeft derhalve bewezenverklaring zonder blijk te geven van onjuiste rechtsopvatting op toereikende gronden gemotiveerd.

Volgt verwerping.

Uitspraak

12 oktober 1999

Strafkamer

nr. 111.401

SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 25 augustus 1998 alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden einduitspraak

1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen van 30 september 1997 - de verdachte ter zake van "zware mishandeling" veroordeeld tot twee maanden gevangenis straf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van éénhonderdtachtig uren, in plaats van vier maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van ƒ 2446,-, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.

1.2. Het verkorte arrest alsmede de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte.

Namens deze heeft mr J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.

De Advocaat-Generaal Van Dorst heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel is gericht tegen het als bewijsmiddel door het Hof gebruikte ambtsedige proces-verbaal voorzover de verbalisant daarin verklaart:

"Op 11 juli 1997 deed bij mij aangifte [slachtoffer] . De aangever verklaarde dat hij met een honkbalknuppel was geslagen door [verdachte] . Tijdens de "aangifte zijn twee foto's gemaakt van het gezicht van de aangever. Deze foto's worden bij dit proces-verbaal gevoegd".

3.2. Anders dan in het middel wordt verondersteld heeft het Hof niet de bij de politie gemaakte foto's tot bewijs gebezigd, maar slechts in de bewijsvoering opgenomen de verklaring van de verbalisant dat er foto's zijn gemaakt van het gezicht van de aangever. Niet valt in te zien waarom deze toevoeging in de weg zou staan aan een behoorlijke redengeving van de bewezenverklaring.

3.3. Het middel kan dus niet tot cassatie leiden.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof zwaar lichamelijk letsel bewezen heeft verklaard, terwijl de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen daartoe niet redengevend zijn en de bewezenverklaring mitsdien onvoldoende met redenen is omkleed.

4.2. Vooropgesteld moet worden dat de vaststelling of door een verdachte toegebracht lichamelijk letsel als zwaar kan worden aangemerkt in belangrijke mate is voorbehouden aan het oordeel van de rechter die over de feiten oordeelt.

's Hofs bewezenverklaring dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel in de vorm van een gebroken jukbeen en een gescheurde oogkas heeft toegebracht door het slachtoffer opzettelijk met een honkbalknuppel krachtig tegen diens hoofd te slaan, berust onder meer op een ambtsedig verklaring van een brigadier van politie, inhoudende een gedetailleerde verklaring van een kaakchirurg van hetgeen deze mede aan de hand van een röntgenologisch onderzoek heeft geconstateerd met betrekking tot het aan het slachtoffer toegebrachte letsel, alsmede welke medische handelingen bij in het ziekenhuis heeft moeten verrichten aan het slachtoffer (reponeren van het jukbeen in algehele anaesthesie).

4.3. Het Hof heeft derhalve de bewezenverklaring zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvat ting op toereikende gronden gemotiveerd. Het middel is dan ook ondeugdelijk.

5. Beoordeling van het derde en van het vierde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gelet op art. 101a RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling.

6. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

7. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Orie en Balkema, in bijzijn van de griffier Bakker, en uitgesproken op 12 oktober 1999.