Home

Hoge Raad, 01-02-2000, AA4637, 112597

Hoge Raad, 01-02-2000, AA4637, 112597

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 februari 2000
Datum publicatie
16 augustus 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA4637
Formele relaties
Zaaknummer
112597
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 82

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

1 februari 2000

Strafkamer

nr. 112.597

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie

tegen een arrest van het

Gerechtshof te 's-Gravenhage

van 23 december 1998 alsmede

tegen alle op de terechtzitting

van dit Hof gegeven beslissingen

in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden einduitspraak

1.1. Het Hof heeft in hoger beroep het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard terzake van feit 5 en voorts in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 januari 1998 - de verdachte ter zake van 1. primair en 2. primair "zware mishandeling, meermalen gepleegd",

3. en 4. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd" en 6. "mishandeling (gepleegd in voortgezette handeling met feit 2 primair)" veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van éénhonderdveertig uren, in plaats van drie maanden gevangenisstraf, alsmede tot drie maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

1.2. Het verkorte arrest en de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, eerste lid, Sv, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr J.M. Sjöcrona, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen doch uitsluitend voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit en voor wat betreft de strafoplegging en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep te berechten en af te doen en voor het overige zal verwerpen.

3. Beoordeling van het eerste middel voor zover dit betrekking heeft op het onder 1 bewezenverklaarde feit, en het tweede, het derde en het vierde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van het eerste middel voorzover dit betrekking heeft op het onder 2 bewezenverklaarde feit

4.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van het onder 2 genoemde feit ontoereikend is gemotiveerd.

4.2. De bewezenverklaring van feit 2 houdt in, in dit opzicht in het bijzonder steunend op de als bewijs- middel gebruikte medische verklaring van T. Langro-Janssen, huisarts, dat de verdachte door het slachtoffer [slachtoffer] meermalen te slaan haar zwaar lichamelijk letsel (perforatie van het trommelvlies links) heeft toegebracht. In aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen verder niets inhouden omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel, is 's Hofs oordeel in het bijzonder voorzover dit inhoudt dat het slachtoffer door de slagen zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, niet zonder meer begrijpelijk. Die bewezenverklaring is dus niet naar behoren met redenen omkleed.

4.3. Deze klacht is derhalve terecht voorgesteld.

5. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak voorzover zij betreft de ten aanzien van feit 2 gegeven beslissingen en de strafoplegging;

Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Davids als voorzitter, en de raadsheren Koster en Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier Van de Griend, en uitgesproken op 1 februari 2000.