Home

Hoge Raad, 23-10-2001, AB3239, 00286/00

Hoge Raad, 23-10-2001, AB3239, 00286/00

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 oktober 2001
Datum publicatie
23 oktober 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AB3239
Formele relaties
Zaaknummer
00286/00
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 427, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 432

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

23 oktober 2001

Strafkamer

nr. 00286/00

LR/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 8 november 1999, parketnummer 21/000870-99, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft verstaan dat de verdachte wat betreft het bij inleidende dagvaarding onder 3. en 4. tenlastegelegde verzet heeft gedaan en in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 21 december 1998, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van 1. "overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994" en 2. "overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een geldboete van tweeduizend gulden, subsidiair vijfendertig dagen hechtenis, met ten aanzien van feit 1. ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1. De aan de Hoge Raad toegezonden stukken houden onder meer het volgende in:

(i) de verdachte is gedagvaard voor de terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 1999 op de wijze als voorzien in art. 588, derde lid onder a, Sv;

(ii) op de onder (i) bedoelde dagvaarding staat onder meer vermeld: "Tegen een uitspraak kan beroep in cassatie worden ingesteld. In het algemeen loopt de termijn van het aanwenden van dit rechtsmiddel slechts gedurende

14 dagen na de uitspraak";

(iii) het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 25 oktober 1999 houdt in dat de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen;

(iv) de akte cassatie houdt in dat de verdachte op 25 oktober 1999 ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem is verschenen en verklaarde beroep in cassatie in te stellen tegen "het arrest d.d. 08-11-99"; boven deze datum is onder een weglakking leesbaar "25-10-99".

3.2. Kennelijk heeft de verdachte op 25 oktober 1999 beroep in cassatie ingesteld tegen een volgens hem op die datum door het Hof gewezen arrest en is naderhand de datum waarop het door de verdachte bedoelde arrest in werkelijkheid is gewezen op die akte vermeld.

3.3. Art. 427, eerste lid, Sv houdt in dat beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen "de vonnissen of arresten als uitspraak gegeven", terwijl art. 432 van dat wetboek regelt binnen welke termijn "na de einduitspraak" het beroep in cassatie moet worden ingesteld. Met die bewoordingen is niet verenigbaar dat een vóór de einduitspraak ingesteld beroep in cassatie ontvankelijk zou zijn.

3.4. De verdachte kan derhalve niet in het beroep worden ontvangen.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 23 oktober 2001.