Home

Hoge Raad, 26-02-2002, AD7011, 03802/00

Hoge Raad, 26-02-2002, AD7011, 03802/00

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 februari 2002
Datum publicatie
26 februari 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AD7011
Formele relaties
Zaaknummer
03802/00
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 95, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 421

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

26 februari 2002

Strafkamer

nr. 03802/00

SO/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 30 mei 2000, nummer 24/000064-00, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Groningen van 18 januari 2000 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 en 2 telkens primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van

1. subsidiair "mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening", 2. subsidiair "mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd" en

3. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde als in het arrest omschreven, alsmede tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 240 uren, in plaats van zes maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] hebben mr. M.V. Polak en mr. J.A.M.A. Sluysmans, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in zijn cassatieberoep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de Advocaat-Generaal bij het Hof

3.1. Het door de Advocaat-Generaal bij het Hof ingestelde cassatieberoep is blijkens de cassatieschriftuur uitsluitend gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het Hof van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun vorderingen.

3.2. Op grond van het hier toepasselijke art. 95, eerste lid, (oud) RO kan de Hoge Raad - behoudens in het geval van cassatie in het belang der wet - slechts kennisnemen van een eis tot cassatie die is ingesteld door partijen. Aangezien het openbaar ministerie geen partij is ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, kan de Advocaat-Generaal bij het Hof niet worden ontvangen in zijn beroep tegen de beslissing van het Hof ten aanzien van die vorderingen (vgl. HR 19 mei 1987, NJ 1988, 316).

3.3. Daarbij verdient opmerking dat art. 421, vierde lid, Sv, in het Wetboek gevoegd bij de wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 29, voorziet in het instellen van hoger beroep door een benadeelde partij tegen de afwijzing van haar vordering door de rechter in eerste aanleg indien noch de verdachte noch het openbaar ministerie appèl heeft ingesteld. De huidige wet bevat geen regeling ten aanzien van het instellen van beroep in cassatie door een benadeelde partij indien haar vordering door de appèlrechter in het strafgeding niet-ontvankelijk is verklaard dan wel afgewezen en noch de verdachte noch het openbaar ministerie cassatieberoep heeft ingesteld. Het al dan niet openstellen van zo een beroep in cassatie door een benadeelde partij valt buiten de rechtsvormende taak van de Hoge Raad. Gelet daarop kan niet worden aanvaard dat het openbaar ministerie cassatieberoep zou kunnen instellen tegen de beslissing van de appèlrechter over de civiele vordering teneinde hetzij zelf, hoewel geen partij, daarover te klagen hetzij de benadeelde partij de gelegenheid te bieden daartegen op de voet van art. 437, derde lid, Sv cassatiemiddelen in te dienen.

4. Beoordeling van de schriftuur van de benadeelde partij

Uit het vorenoverwogene volgt dat de Hoge Raad niet kan toekomen aan een beoordeling van rechtspunten betreffende de vorderingen van de benadeelde partijen, zodat de namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] ingediende schriftuur onbesproken moet blijven.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de Advocaat-Generaal bij het Hof niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.J.A. van Dorst, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 26 februari 2002.