Home

Hoge Raad, 12-03-2002, AD7857, 00082/01

Hoge Raad, 12-03-2002, AD7857, 00082/01

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 maart 2002
Datum publicatie
7 mei 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AD7857
Formele relaties
Zaaknummer
00082/01
Relevante informatie
Grondwet [Tekst geldig vanaf 22-02-2023] art. 10

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

12 maart 2002

Strafkamer

nr. 00082/01

ag/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 27 november 2000, nummer 21/001731-00, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 21 februari 2000 - de verdachte ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van zestig uren, in plaats van vier weken gevangenisstraf, alsmede tot een geldboete van tweeduizend gulden, subsidiair 35 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 12 maart 2002.