Home

Hoge Raad, 09-12-2003, AN7304, 00639/03

Hoge Raad, 09-12-2003, AN7304, 00639/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 december 2003
Datum publicatie
11 december 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AN7304
Formele relaties
Zaaknummer
00639/03
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 138

Inhoudsindicatie

Onder binnendringen in een besloten lokaal als bedoeld in art. 138 Sr is mede begrepen het zich begeven op een balkon, zonder het bijbehorende pand te betreden.

Uitspraak

9 december 2003

Strafkamer

nr. 00639/03

AGJ/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2002, nummer 23/001683-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 29 september 2000 - de verdachte ter zake van "het in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot € 115,--, subsidiair twee dagen hechtenis.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel klaagt erover dat het Hof ten onrechte het verweer heeft verworpen dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde binnendringen in een besloten lokaal.

4.2. Ten laste van de verdachte is, overeenkomstig de tenlastelegging, bewezenverklaard dat hij:

"op 5 juli 2000 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het Frederiksplein en in gebruik bij het Spaanse consulaat."

Het Hof heeft dit feit gekwalificeerd als onder 1 vermeld.

4.3. De term 'besloten lokaal' is in de tenlastelegging en bewezenverklaring klaarblijkelijk gebezigd in de betekenis die daaraan toekomt in art. 138 Sr.

4.4. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer in het verkorte arrest als volgt samengevat en verworpen:

"De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat het sierbalkonnetje waar verdachte naar toe is gegaan geen lokaal is in de zin van artikel 138 Wetboek van Strafrecht.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het Spaanse consulaat is een besloten lokaal in de zin van artikel 138 Wetboek van Strafrecht. De strekking van artikel 138 Wetboek van Strafrecht brengt mee dat daarin het woord "binnendringen" beschouwd moet worden als het betreden van een woning, besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, indien degene die zich daarin of daarop begeeft, zulks doet tegen de voor hem onmiskenbare wil van de rechthebbende.

Het balkon waar verdachte zich met de medeverdachte op heeft begeven -door de raadsman als "sierbalkonnetje" aangeduid- is, naar uit de stukken blijkt, gelegen op de 1e verdieping van het consulaat, het maakt daar deel van uit en het is via balkondeuren toegankelijk vanuit het consulaat. Dit balkon maakt aldus naar het oordeel van het hof integraal deel uit van het besloten lokaal. Dat het balkon van buiten af via een ladder bereikt kan worden doet daar niet aan af. Het hof verwerpt derhalve het verweer."

4.5. Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip 'besloten lokaal' als bedoeld in art. 138 Sr. De bewezenverklaring is derhalve toereikend gemotiveerd.

4.6. Het middel faalt.

5. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 9 december 2003.