Home

Hoge Raad, 12-04-2005, AS8860, 03595/04 UA

Hoge Raad, 12-04-2005, AS8860, 03595/04 UA

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 april 2005
Datum publicatie
17 mei 2005
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AS8860
Formele relaties
Zaaknummer
03595/04 UA
Relevante informatie
Uitleveringswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2024], Uitleveringswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2024] art. 25

Inhoudsindicatie

Antilliaanse vervolgingsuitlevering. De eis van een openbare behandeling is van zo wezenlijke betekenis dat niet-nakoming daarvan nietigheid van de behandeling meebrengt (HR NJ 1988, 239).

Uitspraak

12 april 2005

Strafkamer

nr. 03595/04 UA

IV/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 21 september 2004, nummer H.A.R. 117/2004, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van:

[de opgeëiste persoon], geboren op Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1969, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao (Nederlandse Antillen).

1. De bestreden uitspraak

1.1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard ter strafvervolging ter zake van de in de bestreden uitspraak omschreven feiten. Tevens heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba beslist dat de in beslag genomen telefoon in geval van uitlevering als stuk van overtuiging aan de autoriteiten van de verzoekende Staat zal worden afgegeven.

1.2. Kennelijk heeft het Hof, hetgeen hem vrijstond, voor wat betreft de vermelding van de feiten waarvoor de uitlevering toelaatbaar is, bedoeld te verwijzen naar de omschrijving daarvan zoals die onder de counts 1 tot en met 4 is vervat in het "Superseding Indictment", case nr 03-20697- CR- Lenard(s)(s), van de Grand Jury in Miami-Dade County, Southern District of Florida, van 21 oktober 2003 en is op dit punt in de bestreden uitspraak onder het hoofd "Conclusie en Advies" onder 1 een vergissing geslopen. De uitspraak van het Hof dient met verbetering van die misslag te worden gelezen.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat opnieuw zal worden beslist op het verzoek tot uitlevering van de opgeëiste persoon.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat het verhoor van de opgeëiste persoon ter zitting van het Hof niet, zoals art. 14, eerste lid, Nederlands-Antilliaans Uitleveringsbesluit (verder: NAUB) voorschrijft, in het openbaar is geschied.

3.2. Art. 14, eerste lid, NAUB luidt als volgt:

"Het verhoor geschiedt in het openbaar, tenzij de opgeëiste persoon de behandeling der zaak met gesloten deuren verlangt, of het Hof, om gewichtige redenen, bij het proces-verbaal der zitting te vermelden, beveelt dat het geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaats hebben."

3.3. Uit het proces-verbaal van de zitting van het Hof blijkt niet dat het verhoor van de opgeëiste persoon in het openbaar heeft plaatsgevonden, zodat het ervoor moet worden gehouden dat zulks niet is geschied, terwijl evenmin blijkt dat een van de in voormelde bepaling genoemde uitzonderingen zich heeft voorgedaan. In cassatie moet dus worden aangenomen dat het voorschrift van art. 14, eerste lid, NAUB, niet is nageleefd. Dat roept de vraag op welk gevolg aan dat verzuim moet worden verbonden.

3.4. Uit de parlementaire geschiedenis van de Cassatie-regeling in uitleveringszaken voor de Nederlandse Antillen (Rijkswet van 8 mei 2003, Stb.204) volgt dat de rijkswetgever zoveel mogelijk aansluiting heeft beoogd bij het systeem van het Nederlandse uitleveringsrecht en met name ook bij de jurisprudentie van de Hoge Raad, onder meer ook voorzover die rechtspraak betrekking heeft op vormverzuimen. De Memorie van toelichting op het desbetreffende voorstel van Rijkswet houdt dienaangaande in:

"Uitgangspunt van het voorstel is dat, met het oog op de vereiste rechtseenheid, zoveel mogelijk aangesloten wordt bij het systeem van de Nederlandse Uitleveringswet en de daaromtrent door de Hoge Raad ontwikkelde jurisprudentie. Zo acht ik het belangrijk dat de Hoge Raad zijn jurisprudentie omtrent vormverzuimen, ontwikkeld op basis van artikel 431 Sv, zal toepassen op de Arubaanse en Antilliaanse cassatieprocedure in uitleveringszaken, zowel ten aanzien van de substantiële aard van het verzuim alsmede ten aanzien van de vraag of over het verzuim ook voor het eerst in cassatie kan worden geklaagd." (Kamerstukken II, 2000-2001, 27 797 (R 1686), nr 3, blz.6),

en de Nota naar aanleiding van het verslag:

"dat ook waar het gaat om de toepasselijke procedure er een grote mate van rechtseenheid is tussen enerzijds de Nederlandse Antillen en Aruba en anderzijds Nederland, reden waarom voor het uitgangspunt is gekozen dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het systeem van de Nederlandse Uitleveringswet." (Kamerstukken II, 2001-2002, 27 797 (R 1686), nr 5, blz. 4).

3.5. Art. 14, eerste lid, NAUB heeft dezelfde inhoud als art. 25, eerste lid, Uitleveringswet. Ten aanzien van laatstgenoemde bepaling heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de eis van een openbare behandeling van zo wezenlijke betekenis is dat niet-nakoming van dat voorschrift - ook al is zulks niet uitdrukkelijk met nietigheid bedreigd - nietigheid meebrengt (vgl. HR 3 februari 1987, NJ 1988, 239).

3.6. Het vorenoverwogene brengt mee dat het verzuim bestaande in de niet-naleving van art. 14, eerste lid, NAUB tot nietigheid van de behandeling van het uitleveringsverzoek leidt.

3.7. Het middel is dus terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak;

Wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat opnieuw zal worden beslist op het verzoek tot uitlevering van de opgeëiste persoon.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 april 2005.