Hoge Raad, 15-12-2006, AS3588, 40457
Hoge Raad, 15-12-2006, AS3588, 40457
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 december 2006
- Datum publicatie
- 15 december 2006
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AS3588
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AS3588
- Zaaknummer
- 40457
Inhoudsindicatie
heffing van omzetbelasting en accijns bij extern douanevervoer met gebruikmaking van carnet TIR; vereiste mededeling aan aangever gelegenheid bewijs te leveren van de plaats van onregelmatigheid of overtreding; artikelen 454 en 455 van de UCDW.
Uitspraak
Nr. 40.457
15 december 2006
EC
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 december 2003, nr. BK-97/20036, betreffende na te melden aan X te Z (Griekenland) (hierna: belanghebbende), uitgereikte uitnodigingen tot betaling van omzetbelasting en accijns.
1. Uitnodigingen, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende is op 10 juli 1995 bij één geschrift uitgenodigd tot betaling van bedragen van ƒ 227.880 aan douanerechten, ƒ 437.872,40 aan omzetbelasting en ƒ 1.568.070 aan accijns. Het tegen die bedragen door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak, voorzover deze betrekking had op de geheven omzetbelasting en accijns, in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur, alsmede de uitnodigingen tot betaling met betrekking tot de omzetbelasting en de accijns vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W. de Wit heeft op 22 december 2004 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Voorzover het middel strekt ten betoge dat het Hof zijn oordeel ten onrechte heeft gebaseerd op artikel 379, leden 1 en 2, van de Uitvoeringsverordening Communautair Douanewetboek (hierna: UCDW) is het gegrond. Bij toepassing van de douaneregeling extern douanevervoer met gebruikmaking van een carnet TIR dient het kantoor van vertrek de bevoegdheid tot invordering van de eventueel verschuldigde rechten en andere heffingen vast te stellen op de voet van de artikelen 454 en 455 van de UCDW.
3.2. Het middel kan echter niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft geoordeeld dat met betrekking tot carnets TIR aan de aangever mededeling moet worden gedaan omtrent het te leveren bewijs over de plaats van de overtreding of de onregelmatigheid, dat voor deze bewijslevering een termijn van een jaar geldt, en dat in geval een zodanige mededeling niet is gedaan, dat verzuim tot gevolg heeft dat geen uitnodiging tot betaling mag worden uitgereikt. Gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, met name de arresten van 21 oktober 1999, Lensing & Brockhausen, C-233/98, Jurispr. (1999) blz. I-7349 en van 23 maart 2000, Met-Trans en Sagpol, C-310/98 en C-406/98, Jurispr. 2000, blz. I-1797 (zie ook HR 11 april 2003, nr. 37519, BNB 2003/252) zijn deze oordelen juist. Nu in cassatie niet is bestreden 's Hofs vaststelling dat de Inspecteur belanghebbende niet in de gelegenheid heeft gesteld binnen een jaar het in artikel 454, lid 3, van de UCDW bedoelde bewijs te leveren, heeft het Hof terecht de uitnodigingen tot betaling vernietigd.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2006.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 422.