Home

Hoge Raad, 07-02-2006, AU8289, 01660/05

Hoge Raad, 07-02-2006, AU8289, 01660/05

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 februari 2006
Datum publicatie
7 februari 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AU8289
Formele relaties
Zaaknummer
01660/05

Inhoudsindicatie

Tegenstrijdigheid in bewijsvoering. Het Hof heeft enerzijds de verklaring van verdachte dat hij samen met X naar Schiphol is gereden en anderzijds de verklaring van X dat hij al op Schiphol was en daar verdachte heeft ontmoet tot het bewijs gebezigd. De bewijsvoering is in zoverre tegestrijdig. Het middel klaagt daarover terecht. Dat leidt niet tot cassatie, nu het gelet op de bewoordingen van de bewezenverklaring - waarin voorafgaande aan de daarin achter gedachtenstreepjes vermelde feiten en omstandigheden, sprake is van “en/of (een van) zijn mededaders” - voor die bewezenverklaring irrelevant is of ook X met verdachte naar Schiphol is gereden, terwijl die tegenstrijdigheid, als van ondergeschikte betekenis, evenmin de toereikendheid van de bewijsmotivering op het punt van het bewezenverklaarde medeplegen aantast.

Uitspraak

7 februari 2006

Strafkamer

nr. 01660/05

AGJ/AG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 juli 2004, nummer 23/001637-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 31 oktober 2002 - de verdachte ter zake van 1. en 2. "medeplegen van het in de uitoefening van zijn beroep een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, en hem daartoe uit winstbejag gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd" veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis.

1.2. 's Hofs arrest is voorzover het de bewijsmiddelen betreft, aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.

3.2. De verdachte heeft op 8 juli 2004 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 23 juni 2005 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het middel is dus terecht voorgesteld. Dit moet leiden tot strafvermindering.

4. Beoordeling van het derde middel

4.1. Het middel behelst de klacht dat de gebezigde bewijsmiddelen ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde niet redengevend zijn, omdat de bewijsmiddelen 2 en 4 onderling tegenstrijdig zijn.

4.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaard dat:

"1. hij op 24 februari 2000 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een persoon te weten [betrokkene 1], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of het verblijven in Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen en daartoe eerder genoemde persoon uit winstbejag gelegenheid en middelen heeft verschaft, immers hebben hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) tegen een in het vooruitzicht gestelde beloning, te weten een geldbedrag van ongeveer hfl. 1.500,--

- zich gezamenlijk per auto naar de luchthaven Schiphol begeven en

- zich vervolgens met behulp van een Schipholpas via een personeelsdoorgang naar een transitlounge (beschermd gebied) begeven en

- aldaar, middels gebaren, contact gelegd en onderhouden met voornoemde [betrokkene 1] en

- zich naar een toiletruimte begeven teneinde aldaar die [betrokkene 1] een Schipholpas ten name van [medeverdachte 2] ter beschikking te stellen en

- die [betrokkene 1] voorgegaan naar een personeelsdoorgang die slechts met behulp van een Schipholpas door daartoe geautoriseerd personeel kan/mag worden geopend en

- vervolgens de deur van een personeelsdoorgang met behulp van een Schipholpas geopend en

- door die personeelsdoorgang airside verlaten en zijn verdachte en/of zijn mededader naar buiten gelopen terwijl die [betrokkene 1] zijn mededader steeds volgde,

terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders voormeld feit in de uitoefening van hun beroep hebben gepleegd."

4.3. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:

a. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 17 oktober 2002 (bewijsmiddel 2), inhoudende:

"Ik ben op 24 februari 2000 samen met [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en nog een Marokkaanse jongen naar Schiphol gereden. Daar aangekomen ben ik uitgestapt en samen met [medeverdachte 3] het Schipholgebouw ingelopen. Ik was in het bezit van een Schipholpas. In januari 2000 heb ik mijn Schipholpas opgehaald, maar ik heb nooit feitelijk voor het bedrijf "[A]" gewerkt. Ik ben samen met [medeverdachte 3] naar airside gegaan. Daar heb ik ook gesproken met een Turkse jongen van de beveiliging. Het zou kunnen dat ik eerder als getuige in de zaak tegen [medeverdachte 1] op 4 oktober 2000 heb verklaard dat [medeverdachte 3] mij op Schiphol had gevraagd om hem te helpen "mensen eruit te halen". Toen we weer naar buiten gingen, zag ik [medeverdachte 3] rennen. Het kan zijn dat ik hem met een andere man heb gezien. Het zou kunnen dat [06-00000001] begin 2000 mijn telefoonnummer was. Het telefoonnummer [telefoonnummer huis] is de vaste telefoonaansluiting van [adres] te [woonplaats], mijn ouderlijk huis en woonadres in 2000."

b. Een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] (bewijsmiddel 4):

"Ik ben werkzaam als bagagemedewerker bij de KLM. Ik was vandaag 24 februari 2000, op Schiphol om een persoon op te halen. Een man had mij dit gevraagd. Ik ken deze man als [medeverdachte 1]. Ik ken hem via een vriend, te weten [medeverdachte 2].

(Noot verbalisanten: verdachte wordt een bij hem ten tijde van zijn aanhouding aangetroffen Schipholtoegangspas getoond op naam van [medeverdachte 2], voorzien van het nummer NR [0000].)

Ik zeg u dat ik de door u aan mij getoonde toegangspas herken als de Schipholtoegangspas die ik heb gegeven aan de man die ik heb geholpen op illegale wijze Nederland binnen te brengen. Ik zeg u dat ik deze Schipholtoegangspas aan de man heb gegeven die gekleed ging in de regenjas met daarop de merknaam Adidas. Ik heb [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontmoet op station Lelylaan. [Betrokkene 1] vroeg mij of ik op Schiphol mensen wilde ophalen. [Medeverdachte 1] zei mij dat ik de Schipholtoegangspas van [medeverdachte 2] op Schiphol naar de man in de Adidas-jas moest brengen. Wij, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en ik, zijn met de auto van [medeverdachte 1], een Volkswagen Golf, naar Schiphol gereden. [Betrokkene 1] heeft zijn auto geparkeerd ter hoogte van het Martinair-gebouw. Ik ben via de personeelsdoorgang in de vertrekhal drie naar de lounge west gelopen. Deze personeelsdoorgang bevindt zich nabij de grenscontrolepost in vertrekhal drie. Ik ben vervolgens naar de man in de Adidas-jas gelopen. Ik was in het gezelschap van een man in een zwarte jas. Aan de man in de Adidas-jas, die zat nabij de "Marlboro tas" werd een teken gegeven. De man in de Adidas-jas stond op. Ik ben vervolgens met de man in de zwarte jas richting de F-pier gelopen. De man in de Adidas-jas volgde ons, keerde ter hoogte van de F-pier om en liep weer terug. Ik gaf de man in de Adidas-jas een teken om mij te volgen. Vervolgens ben ik, via de loopbanden, richting G-pier gelopen terwijl de man in de Adidas-jas mij volgde. Aan het einde van deze banden ben ik via de terugkerende band weer richting de lounge gelopen terwijl de man in de Adidas-jas mij volgde. Aan het einde van de loopbanden heb ik gesproken met de man in een zwarte jas. Deze man was in het gezelschap van een man die het uniform van Seceurop droeg. Vervolgens ben ik, nog steeds gevolgd door de man in de Adidas-jas, opnieuw de lounge ingelopen. De man in de Adidas-jas is ter hoogte van voornoemde "Marlboro tas" gaan zitten. De man in de zwarte jas met wie ik via de personeelsdoorgang in vertrekhal west op airside ben gekomen heet [verdachte]. Dit is dezelfde man met wie ik heb gesproken aan het begin van de G-pier, nadat ik met de man in de Adidas-jas achter mij aan richting G-pier ben gelopen en die toen in het gezelschap was van een man in Seceurop uniform. Ongeveer een half uur later heb ik de man in de Adidas-jas gesluisd. Ik heb [verdachte] ontmoet bij de Burger King op Schiphol Plaza. Ik heb hem verteld wat ik ging doen. [Verdachte] wilde wel meedoen. [Betrokkene 1] had mij gezegd dat [verdachte] bij de Burger King zou zitten. Hij zou daar op mij wachten. Ik ken hem omdat hij bij mij in de buurt woont. [Verdachte] is ongeveer achttien jaar. Hij is dik van postuur. Hij is eveneens van Marokkaanse afkomst. [Betrokkene 1] had mij vijftienhonderd gulden in het vooruitzicht gesteld als ik de man in de Adidas-jas met behulp van Schipholpassen buiten de grenscontrolepost om op een illegale wijze Nederland in zou brengen."

4.4. Het Hof heeft aldus enerzijds de verklaring van de verdachte dat hij samen met [medeverdachte 3] naar Schiphol is gereden en anderzijds de verklaring van [medeverdachte 3] dat hij al op Schiphol was en daar de verdachte heeft ontmoet tot het bewijs gebezigd. De bewijsvoering is in zoverre tegenstrijdig. Het middel klaagt daarover terecht. Dat behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden, nu gelet op de bewoordingen van de bewezenverklaring - waarin voorafgaande aan de daarin achter gedachtestreepjes vermelde feiten en omstandigheden sprake is van "en/of (een van) zijn mededaders" - voor die bewezenverklaring irrelevant is of ook [medeverdachte 3] met de verdachte naar Schiphol is gereden, terwijl die tegenstrijdigheid, als van ondergeschikte betekenis, evenmin de toereikendheid van de bewijsmotivering op het punt van het bewezenverklaarde medeplegen aantast.

4.5. Het middel faalt.

5. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

6. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;

Vermindert het aantal uren te verrichten taakstraf in die zin dat deze 216 uren bedraagt;

Vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 108 dagen beloopt;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 7 februari 2006.