Hoge Raad, 25-04-2006, AV6192, 01476/05
Hoge Raad, 25-04-2006, AV6192, 01476/05
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 april 2006
- Datum publicatie
- 12 september 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AV6192
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV6192
- Zaaknummer
- 01476/05
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 338, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 342, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 359
Inhoudsindicatie
Aan een leugenachtige verklaring van een ander dan de verdachte kan geen redengevende kracht worden toegekend (HR NJ 1993, 54). Daarom is politie-pv inhoudende de verklaring van getuige X niet redengevend, voorzover die verklaring inhoudt "dit is het enige nummer dat ik heb", nu het hof dat onderdeel van die verklaring als leugenachtig heeft aangemerkt. Dit leidt niet tot cassatie, nu dit onderdeel van de bewijsmotivering van zodanig ondergeschikte betekenis is dat de bewijsmotivering ook zonder dit onderdeel toereikend is.
Uitspraak
25 april 2006
Strafkamer
nr. 01476/05
AGJ/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 23 december 2004, nummer 21/002832-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Amsterdam" (Huis van Bewaring "Demersluis") te Amsterdam.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Utrecht van 21 april 2004 - de verdachte ter zake van "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de
Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof ten onrechte een leugenachtige verklaring van een getuige tot het bewijs heeft gebezigd.
3.2. Het Hof heeft bewezenverklaard dat:
"hij op 22 september 2003 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen of een ander met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) autosleutel(s) toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander dan aan hem verdachte en/of zijn mededader(s)
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bestelbus (merk Mercedes, type Sprinter, kenteken [00-AA-BB]) en een (grote) hoeveelheid dozen met printeronderdelen toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en/of een mededader
- zijn/hun arm om de nek van [slachtoffer] heeft/hebben geslagen,
- (vervolgens) [slachtoffer] naar, althans in de richting van de grond heeft/hebben geduwd,
- meermalen heeft/hebben gestompt op/tegen het hoofd van [slachtoffer],
- een pistool, althans een voor dreiging geschikt voorwerp heeft/hebben gepakt en op [slachtoffer] gericht heeft/hebben."
3.3. Het Hof heeft onder meer de volgende bewijsoverweging opgenomen:
"[Medeverdachte 1] heeft ontkend dat hij meerdere mobiele telefoontoestellen en telefoonnummers gebruikte. De rechtbank acht deze verklaring kennelijk leugenachtig, gelet op de inhoud van tapgesprekken 485, 103, 106, 328, 624 en 715 (blz. 560-562, 003514A), de analyse van de historische printgegevens van het telefoonverkeer van [medeverdachte 1] (blz. 557 e.v., 003514A), en de getuigenverklaring van de vriendin van [medeverdachte 1], [getuige 1], inhoudende -zakelijk weergegeven- dat hij meerdere toestellen en nummers in gebruik had (blz. 360-362, 003514)."
3.4. Voorts heeft het Hof als bewijsmiddel gebezigd een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
"Ik maak gebruik van een Volkswagen Golf. Dit is een donkere kleur, paars/blauw. Het is een type 4 en is voorzien van het kenteken [00-CC-DD]. Aan de binnenspiegel heb ik een kralenketting hangen. Ik ben bereikbaar op een mobiele telefoon. Dit is nummer [001]. Dit is het enige nummer dat ik heb. Ik ken [medeverdachte 2]. Ik ken hem alleen van gezicht."
3.5. Aan een leugenachtige verklaring van een ander dan de verdachte kan geen redengevende kracht worden toegekend (vgl. HR 14 september 1992, NJ 1993, 54). Daarom is het hiervoor onder 3.4 weergegeven proces-verbaal van politie inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] niet redengevend, voorzover die verklaring inhoudt "dit is het enige nummer dat ik heb", nu het Hof dat onderdeel van die verklaring als leugenachtig heeft aangemerkt.
Dit behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden, nu dit onderdeel van de bewijsmotivering van zodanig ondergeschikte betekenis is dat de bewijsmotivering ook zonder dit onderdeel toereikend is.
3.6. De klacht faalt.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber en uitgesproken op 25 april 2006.