Home

Hoge Raad, 30-05-2006, AV6203, 01703/05

Hoge Raad, 30-05-2006, AV6203, 01703/05

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
30 mei 2006
Datum publicatie
1 juni 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV6203
Formele relaties
Zaaknummer
01703/05
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 359

Inhoudsindicatie

Art. 359.2 Sv. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen – in het bijzonder de verklaring van getuige X ter terechtzitting in appèl – heeft het hof het standpunt, dat op 16-8-02 niet verdachte maar diens neef door de politie is aangehouden, kennelijk niet aannemelijk geacht. Aldus bevat de uitspraak voldoende gegevens waarin de nadere motivering ligt besloten aangaande het niet aanvaarden door het hof van het standpunt (vgl. HR LJN AU9130).

Uitspraak

30 mei 2006

Strafkamer

nr. 01703/05

EC/JH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 februari 2005, nummer 22/002091-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noordsingel" te Rotterdam.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de de Rechtbank te Rotterdam van 6 februari 2004 - de verdachte ter zake van "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot een geldboete van duizend euro, subsidiair twintig dagen hechtenis.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Bewezenverklaring en bewijsvoering

3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat "hij op 16 augustus 2002 te Rotterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend (in de Engelse taal) de woorden toegevoegd: "ik ga je doodmaken", althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking."

3.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1. Een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

"Ik ben portier in nachtclub [A] aan de [a-straat] te [vestigingsplaats]. Een hele tijd geleden is een man in de club geweest die een valse naam gebruikt. Ik weet zeker dat dit de man is die van de week weer een keer in de zaak is geweest en een vals paspoort heeft getoond. Ik heb toen de politie gebeld omdat ik zeker weet dat dit paspoort vals was. De foto was echt verwisseld. Vorige keer had hij een Brits paspoort. U noemt de man die is aangehouden [verdachte]. Ik zal hem vanaf dit punt in de aangifte ook zo noemen. Gisteren, 16 augustus 2002, kwam [verdachte] die ik van de week met het valse paspoort had laten aanhouden in de zaak, ineens op mij aflopen. Ik stond voor de zaak. Ik zag dat hij vlak voor me ging staan en ik hoorde dat hij in het Engels tegen mij zei: "Ik ga je dood maken". Hij maakte daarbij een beweging naar een tasje wat hij bij zich had. Ik kreeg echt de indruk dat hij een vuurwapen had. Ik neem de bedreiging zeer serieus. Ik denk dat [verdachte] nog een keer terug komt en me echt iets aandoet. Ik voel me zeker bedreigd door deze man. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."

2. Een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:

"Ik ben bedrijfsleider bij nachtclub [A], gelegen aan de [a-straat] te [vestigingsplaats]. Vrijdag 16 augustus 2002 stond ik voor de club met een van mijn portiers, genaamd [slachtoffer]. Ik zag dat een man naar [slachtoffer] toe liep en ik hoorde dat hij tegen hem zei in de Engelse taal: "Ik vermoord je". Dit zei hij enkele malen. Daarna ging hij naar het café verderop."

3. Een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van een man die opgaf te zijn [verdachte]:

"Gisteren, 16 augustus 2002, liep ik langs de [A] en zag de portier weer staan die nu aangifte tegen mij doet."

4. De verklaring van de getuige [getuige 2] ter terechtzitting in hoger beroep:

"Ik heb [verdachte] in 2002 gehoord over het feit waarvoor hij terechtstaat. Op verzoek van de voorzitter kijk ik de verdachte hier ter terechtzitting aan en ik zie dat de verdachte de man is die ik gehoord heb. Ik herken hem aan zijn gezicht, profiel, grote lippen en gelaatstrekken; ik weet het zeker. De voorzitter laat mij de politiefoto zien en ik zie dat de verdachte hierop staat. Nogmaals is dit de verdachte die ik gehoord heb in 2002. Ik herken hem aan zijn stem. Toen deze verdachte hier zojuist tegen mij sprak, wist ik het helemaal zeker."

5. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar M. den Brinker, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant:

"Op 16 augustus 2002 werd een man ([verdachte]) door personeel van de Regiopolitie Rotterdam - Rijnmond aangehouden ter zake verbale bedreiging (aangever [slachtoffer], portier van club [A]).

Verdachte: [verdachte], geboren [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats].

Uit onderzoek naar de vingerafdrukken in HAVANCK bleek dat [verdachte] onder diverse andere namen geregistreerd stond."

6. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar J.G.M. Boots, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant:

"Door mij, opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee District Schiphol, wordt het volgende verklaard:

Op 13 januari 2004 had ik reeds een fax verzonden, waarin ik aangaf dat de personalia van de zich noemende verdachte:

- [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1975, Amerikaanse nationaliteit Vnr [0001], na eigen onderzoek in de Verenigde Staten van Amerika, bleken te zijn:

- [verdachte], geboren [geboortedatum] 1971, vermoedelijk van Amerikaanse nationaliteit."

7. Een geschrift (als bijlage L gevoegd bij het hierboven onder 6 genoemde proces-verbaal), voorzover inhoudende als verklaring van 12 december 2003 van [verdachte]:

"Ik, [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats], verklaar hierbij vrijwillig het volgende:

U zegt mij dat iemand met mijn naam en gegevens een Amerikaans paspoort heeft aangevraagd in Brussel in 1999, compleet met mijn social security nummer en gegevens over mijn ouders en dat deze persoon zich uitgeeft en identificeert onder mijn naam. Ik heb hiervoor geen toestemming gegeven en ik zal alles doen om deze persoon gerechtelijk te vervolgen en hem voor het gerecht te dagen. Ik hem mijn persoonlijke gegevens nooit aan iemand gegeven voor illegale doeleinden en zal dat ook nooit doen.

Als antwoord op uw vragen kan ik u mededelen dat ik nooit in België, Duitsland ben geweest en alleen op het vliegveld in Amsterdam op weg naar de VS."

8. Een geschrift, zijnde een politiefoto van de verdachte, zich noemende [verdachte].

4. Beoordeling van het eerste middel

4.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof - in strijd met de tweede volzin van art. 359, tweede lid, Sv - heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot afwijking van een ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk door en namens de verdachte onderbouwd standpunt.

4.2. Blijkens de toelichting op het middel wordt gedoeld op

a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voorzover inhoudende:

"Op 25 december 2000 zijn in Nederland mijn vingerafdrukken voor de eerste keer afgenomen. In die tijd liep er een zaak tegen mijn neef. In mijn overtuiging is toen aangetoond dat ik geen documentatie in Nederland heb.

In 1999 heeft mijn neef voor de eerste keer mijn naam gebruikt. Er zijn toen aliassen gevonden. Toen ik gearresteerd werd, zijn vingerafdrukken afgenomen waaruit bleek dat ik geen documentatie in Nederland had. Mijn neef zei dat hij verdachte was, maar hij had geen paspoort. In 2002 had mijn neef mijn paspoort met zijn foto erop. Op 16 augustus 2002 hebben ze zijn vingerafdrukken genomen en aan de personalia gekoppeld die hij toen heeft opgegeven, maar die in werkelijkheid de mijne zijn. Elke keer als ze mijn neef aanhouden, kom ik als dader uit de computer.

Ik leg uitspraken van de rechtbank Amsterdam over waarin werd vastgesteld dat ik in 2000 ben aangehouden en ik geen documentatie in Nederland heb."

b. de passage in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2005 gehechte pleitnota, zoals weergegeven in de toelichting op het middel.

4.3. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen - in het bijzonder de verklaring van de getuige Den Brinker ter terechtzitting in hoger beroep (bewijsmiddel 4) - heeft het Hof het standpunt, dat op 16 augustus 2002 niet de verdachte, maar diens neef door de politie is aangehouden, kennelijk niet aannemelijk geacht. Aldus bevat de uitspraak voldoende gegevens waarin de nadere motivering ligt besloten aangaande het niet aanvaarden door het Hof van het onder 4.2 weergegeven standpunt (vgl. HR 11 april 2006, LJN AU9130, rov. 3.8.2. (i)).

4.4. Het middel faalt derhalve.

5. Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

6. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

7. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 mei 2006.