Home

Hoge Raad, 23-01-2007, AZ3863, 01206/06 E

Hoge Raad, 23-01-2007, AZ3863, 01206/06 E

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 januari 2007
Datum publicatie
23 januari 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ3863
Formele relaties
Zaaknummer
01206/06 E

Inhoudsindicatie

Verjaring ex art. 72.2 Sr en voortdurend delict. Het nalaten een deugdelijke registratie te voeren t.z.v. de arbeids- en rusttijden van werknemers in de periode van 1-7-02 t/m 31-8-02, dat door het hof blijkens zijn aan het bewezenverklaarde gegeven kwalificatie als één overtreding is aangemerkt, vormt een voortdurend delict, zodat gelet op het i.c. toepasselijke art. 72.2 Sr, zoals dit luidt sedert de inwerkingtreding op 7-7-06 van de Wet van 5-7-06, geen sprake is van verjaring.

Uitspraak

23 januari 2007

Strafkamer

nr. 01206/06 E

KM/CAW

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, Economische Kamer, van 23 januari 2006, nummer 21/006577-04, in de strafzaak tegen:

[Verdachte]

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 11 november 2004 - de verdachte ter zake van 1 en 2 "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 4:3 eerste lid van de Arbeidstijdenwet, begaan door een rechtspersoon" tweemaal gepleegd, veroordeeld tot geldboetes van respectievelijk € 2.250,- en € 4.500,-.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

3. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van het tweede middel

Het aangevoerde voldoet niet aan de aan een middel van cassatie te stellen eisen, nu niet wordt aangevoerd dat het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen, doch slechts de verwachting wordt uitgesproken dat feit 1 ten tijde van de uitspraak van dit arrest zal zijn verjaard.

5. Slotsom

5.1. Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5.2. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat het onder 1 tenlastegelegde, inhoudende het nalaten een deugdelijke registratie te voeren ter zake van de arbeids- en rusttijden van werknemers in de periode van 1 juli 2002 tot en met 31 augustus 2002, dat door het Hof blijkens zijn aan het bewezenverklaarde gegeven kwalificatie als één overtreding is aangemerkt, een voortdurend delict vormt, zodat gelet op het te dezen toepasselijke tweede lid van art. 72 Sr, zoals dit luidt sedert de inwerkingtreding op 7 juli 2006 van de Wet van 5 juli 2006, Stb. 2006, 310, geen sprake is van verjaring.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 januari 2007.