Home

Hoge Raad, 03-04-2007, AZ8349, 01100/06

Hoge Raad, 03-04-2007, AZ8349, 01100/06

Inhoudsindicatie

1.Voorhanden hebben in de zin van art. 416 Sr. 2. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ex art. 359.2 Sv. t.a.v. bewijs. 3. Onttrekking aan het verkeer. Ad 1. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat verdachte over de voorwerpen een zodanige zeggenschap had dat hij die voorwerpen voorhanden had in de zin van art. 416 Sr. Ad 2. Ten onrechte heeft het hof niet gemotiveerd waarom het afweek van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat verdachte geen kennis had van de aangetroffen patronen en de patroonhouder. Ad 3. Het hof heeft verdachte van het bewezenverklaarde onder 3, voor zover het de twee nabootsingen van een pistool betreft, ontslagen van alle rechtsvervolging en overwogen dat dat geen strafbare feiten oplevert. Nu het hof de onttrekking aan het verkeer van deze inbeslaggenomen voorwerpen heeft bevolen maar het bestreden arrest niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b.1.3 Sr.

Uitspraak

3 april 2007

Strafkamer

nr. 01100/06

SG/IC

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 april 2005, nummer 23/003555-04, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 11 december 2003 - de verdachte ter zake van 1. "opzetheling, meermalen gepleegd", 2. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd" en "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III" en 3. "handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstaf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair vier maanden hechtenis met onttrekking aan het verkeer, teruggave en bewaring zoals in het arrest omschreven.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, teneinde op het bestaande beroep opnieuw worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat het onder 1 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.

3.2.1. Overeenkomstig de, op art. 416 Sr toegesneden, tenlastelegging is onder 1 bewezenverklaard dat de verdachte:

"op 1 juli 2003 te Amsterdam horloges en camera's en parfumerie-artikelen en computers voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."

3.2.2. Het Hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:

a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:

"Mijn slaapkamer in het huis van mijn ouders, [a-straat 1] te [woonplaats], is alleen bij mij in gebruik. Alle voorwerpen in mijn slaapkamer behoren mij toe -dus ook de door de politie aangetroffen voorwerpen zoals daarvan blijkt uit het dossier-, behalve misschien een föhn of wat kleren van mijn vriendin."

b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:

"Twee tot drie doosjes patronen waren van mij.

De partij parfum die in mijn huis is aangetroffen, heb ik gekocht voor € 2.250,-. Het waren rond de honderd flesjes. Ik had de partij gecontroleerd toen ik hem kocht. Laatst belde iemand om me een partij horloges aan te bieden. Ik gokte dat het er honderd zouden zijn, omdat die man het had over een aantal.

De nepwapens heb ik tien jaar geleden al gekocht. Datgene wat jullie een boksbeugel noemen is in mijn auto aangetroffen, ik wist dat die daar lag.

De laatste zes maanden heb ik me met het opkopen van spullen bezig gehouden."

c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 1 juli 2003 werd tijdens een actie naar aanleiding van een lopend onderzoek [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats], wonende [a-straat 1] te [woonplaats], aangehouden.

Op 1 juli 2003 heb ik een doorzoeking verricht in perceel [a-straat 1] te [woonplaats]. In de kamer van de verdachte, alsmede in een melkbus in de hal van de woning, werd een groot aantal goederen aangetroffen en in beslag genomen. Deze goederen staan vermeld op een separate lijst, welke bij dit proces-verbaal wordt gevoegd."

d. een beslaglijst, voor zover inhoudende:

"

- verschillende zakken met in totaal 114 stuks parfumerie artikelen, onder meer van de merken Dolce & Gabbana, Cartier, Chanel, Emporio Armani en Lagerfeld;

- neppistool US 9 m, M9 P-beretta, zilver/zwart;

- metaal pistool Magnum, made in Spain;

- een patroonhouder, zwart

- Federal lightning .22 (28 patronen in doos);

- Blazer long rifle .22 (41 patronen in doos)'

- Mini Mag long rifle .22 (59 patronen in doos);

- Magtech 9 mm Luger (49 patronen in doos);

- Magtech 9 mm Luger (38 patronen in doos);

- PMC target ammunitio .38 special (50 patronen in doos);

- computer, laptop, merk Toshiba, Satelite pro 42 (het hof begrijpt: 4200)."

e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:

"Op 1 juli 2003 ben ik samen met [verdachte] aangehouden. Ik had met [verdachte] afgesproken om ergens iets te gaan bekijken. [Verdachte] had mij eerder die dag opgebeld. Hij vroeg of ik 's avonds met hem bij iemand wilde gaan kijken. Diegene zou iets moois hebben. Volgens mij zei [verdachte] dat het horloges betrof. [Verdachte] zei dat het merkspul betrof en dat er wel een markt voor was. Hij noemde mij het merk 'Dolce'. Ik had het idee dat het horloges betrof en parfum. Ik ken het merk eigenlijk alleen van parfum en kleding. Ik bedoel hiermee dan Dolce & Gabbana. Ik heb [verdachte] gevraagd hoeveel horloges het betrof en toen zei hij iets van honderd of honderdtallen.

Ik heb wel eens eerder spullen van [verdachte] gekocht. Onder andere twee flesjes parfum, twee laptops en meerdere camera's. Verder heeft de vriend van mijn zus een camera van [verdachte] gekocht.

Wist je dat de spullen die je van [verdachte] kocht mogelijk van diefstal afkomstig waren?

Ja, dat kwam wel eens bij me op. Ik had het vermoeden dat een aantal van deze spullen van diefstal afkomstig was, omdat hij met een aantal dingen toch wel erg goedkoop was en omdat hij spullen wel erg makkelijk kon regelen.

Ik heb twee keer een laptop van [verdachte] gekocht. Beide dit jaar en beide tweedehands. Wat betreft de IBM laptop wist ik wel zeker dat deze van diefstal afkomstig was. Dat wist ik door de prijs die [verdachte] ervoor vroeg, die was veel lager dan de prijs waarvoor op internet soortgelijke laptops werden aangeboden.

Verder heb ik negen videocamera's van [verdachte] gekocht. Daarvan waren twee of drie digitale camera's. Ik kreeg ze eind april begin mei. Er zaten vier camera's van JVC tussen, een Sony camera en vier of vijf van Panasonic. De videocamera's zaten los in een plastic Albert Heijn-tas. Het was aannemelijk dat ze afkomstig waren van diefstal, gezien de prijs waarvoor ik ze van [verdachte] heb gekocht."

f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

"Verbalisanten: Vlak voor je gisteren naar je cel werd gebracht om daar de nacht door te brengen, hebben we nog een kort gesprek gehad. Jij hebt toen verteld dat je niet de waarheid hebt verteld en dat je je wel aan heling hebt schuldig gemaakt. Je hebt ons verteld dat je gestolen parfums hebt gekocht en verkocht en dat je zo af en toe een gestolen camera hebt gekocht en verkocht.

Verdachte: Ik heb mij inderdaad aan heling schuldig gemaakt. Ik ben daar zo'n maand of zes mee bezig.

Ik ben begonnen met de koop en verkoop van parfum. Ik werd door een jongen benaderd die ik heb leren kennen via een andere jongen. Hij vroeg mij of ik geïnteresseerd was in spulletjes. Ik zei hem: "interesse is er altijd, wat heb je?". Hierop kreeg ik van hem een plastic tasje gevuld met flesjes parfum. Ik heb de parfum meegenomen en deze jongen een dag daarop betaald. Ik denk dat het een eurootje of 500 à 600 was. Achteraf dacht ik: "het zou best wel gestolen parfum kunnen zijn".

Ik heb een tijd niets meer gehoord tot ik op zeker moment weer gebeld werd. Vervolgens heb ik met die jongen ergens afgesproken en toen ging het weer hetzelfde. Ik kreeg weer een tasje mee. Toen ik thuis in die tas keek, zag ik dat in deze tas twee fotocamera's en twee videocamera's zaten.

Ik heb een maand of twee geleden videocamera's gekocht van een voor mij onbekende jongen. Ik heb toen vijf camera's gekocht. Ik heb vier van die camera's verkocht. De camera die jullie bij mij in de stalling hebben gevonden en in beslag hebben genomen, hoorde bij deze partij van vijf camera's.

Toen kwam de partij parfum van eergisteren. Ik werd gebeld door een mij onbekende jongen.

Ik heb een afspraak met hem gemaakt in Amsterdam Oost bij de witte pomp. Hij liet mij de partij zien en die heb ik direct meegenomen. Ik heb hem later 2000 euro betaald.

Verbalisanten: Hoe kwam die jongen aan die handel parfum.

Verdachte: Dat heb ik hem niet gevraagd.

Ik weet niet meer van wie ik een keer een computer heb gekocht. Ik werd weer gebeld door een voor mij onbekende persoon en deze man bood mij een Pentium III computer aan. Dat is een vrij recente computer en ik heb er 275 euro voor betaald. Ik weet niet of die computer was gestolen. Er zaten in ieder geval geen papieren bij. Ik heb die computer op straat gekocht bij mij om de hoek bij Dirk van den Broek in de Rijnstraat.

Ik heb misschien nog drie of vier videocamera's gekocht, telkens van verschillende mensen.

De jongen die mij de Pentium III computer heeft verkocht, heeft mij ook een keer een laptop aangeboden. Ik dacht dat het een Toshiba was. Ik weet niet wat ik ervoor betaald heb, maar ik heb hem met winst kunnen doorverkopen. Die laptop heb ik op straat gekocht. Van diezelfde jongen heb ik ook een keer een kapotte laptop gekregen, dat is de Toshiba computer die bij mij thuis ligt.

Ik krijg nagenoeg wel elke dag iets aangeboden. Op het laatst door iedereen. Er waren zelfs kleine Marokkaantjes die mij belden en mij vroegen of ik interesse had."

g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:

"Ik ben eigenaar van een parfumerie/drogisterij genaamd [A] BV te [plaats A]. Vannacht werd ik gebeld omdat het alarm van mijn zaak was afgegaan. Ik zag dat een winkelruit was vernield. Ik zag dat op de luxe parfumerie-afdeling flink was huisgehouden. Diverse schappen waren leeggeroofd, juist bij de waardevolle merken, zoals Chanel, Cartier, Hugo Boss, etcetera. Voor zover ik het nu kan zien is voor rond de 10.000 euro inkoopwaarde verdwenen."

h. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 2 juli 2003 is tijdens een lopend politieonderzoek een aantal doorzoekingen verricht, onder andere in het perceel [a-straat 1] te [woonplaats], zijnde de woning van [verdachte]. Bij deze doorzoekingen is een grote hoeveelheid parfums en andere lichaamsverzorgende producten aangetroffen en in beslag genomen. Bij onderzoek van het inbeslaggenomene zag ik dat op een groot aantal van de verpakkingen van deze partij stickers waren aangebracht waarop, onder de barcode, de vermelding '[benadeelde partij 1]' stond.

Op 3 juli 2003 heb ik telefonisch nader gehoord [benadeelde partij 1]. Hij verklaarde: Ik ben eigenaar van drogisterij-parfumerie [A] te [plaats A]. Er is in de afgelopen tijd tweemaal in mijn winkel ingebroken. De parfums in mijn winkel worden normaliter voorzien van een witte prijssticker waarop de naam '[benadeelde partij 1]' voorkomt. Voor zover ik weet ben ik de enige winkelier die de naam '[benadeelde partij 1]' op zijn etiket heeft staan."

i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2]:

"Ik doe aangifte namens [B], [b-straat 1] te [plaats B]. Tussen maandag 31 maart 2003 en dinsdag 1 april 2003 uur werd ingebroken in de winkel. Hierbij werden de goederen genoemd in de bijlage weggenomen. In totaal zijn 48 camera's weggenomen."

j. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Tijdens de doorzoeking in de slaapkamer van de verdachte [verdachte], [a-straat 1] te [woonplaats], zijn drie videocamera's aangetroffen en in beslag genomen, te weten:

3. videocamera, merk Panasonic nv-mx 350 Dzhd 000

4. videocamera, merk Canon, type MV 500

Deze videocamera's zijn buitgemaakt bij een inbraak gepleegd op 1 april 2003 bij [B], gevestigd aan de [b-straat 1] te [plaats B]."

k. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 3]:

"Ik ben een van de eigenaren van juwelier [C], gevestigd aan [c-straat 1-2] te [plaats A]. Op 1 juli 2003 te 4.32 uur is bij het bedrijf ingebroken.

Nadat het politie-onderzoek was afgelopen ben ik tezamen met de politie de winkel binnengegaan. Ik zag dat een groot deel van de horloges die in de etalage lagen, is weggenomen. De horloges die zijn weggenomen zijn van de volgende merken: Seiko, Breil, Longines, Rado, Dolce & Gabbana, Vanceur, Nike, Anna Klein en Jacob Jensen."

l. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 2 juli 2003 heb ik perceel [d-straat 1], zijnde de woning/verblijfplaats van [betrokkene 2], doorzocht. In de slaapkamer van de verdachte [betrokkene 2] hing aan een kapstok een lichtblauwe jas. In de rechterjaszak trof ik een handgeschreven brief aan met daarop vermeld/-omschreven een groot aantal horloge(s)(merken). Naar later bleek in totaal 96 stuks. Tevens trof ik in de jaszak twee cd-plaatjes aan.

Later in de nacht werd de inbeslaggenomen jas gezien door hoofdagent van politie [de hoofdagent].

[De hoofdagent] deelde mij mee: "De afgelopen avond, 1 juli 2003, heb ik op [verdachte] gepost. Hierbij heb ik gezien dat [verdachte] bij hem voor de deur, in de portiek van perceel [e-straat 1], een gesprek heeft gevoerd met [betrokkene 2]. Daarvan heb ik een video-opname gemaakt." Na het bekijken van die videoband kwamen [de hoofdagent] en ik tot de conclusie dat de inbeslaggenomen jas identiek is aan de jas die [betrokkene 2] droeg op het moment dat hij in de portiek een gesprek voerde met [verdachte]."

m. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

"Verbalisanten: Heeft de Marokkaanse jongen die op 1 juli 2003 te 18.15 uur voor jouw deur stond jou een papiertje getoond?

Verdachte: Dat wel.

Verbalisanten: Wat stond er op dat papiertje?

Verdachte: Hij heeft het snel laten zien en ik zag alleen maar getallen en cijfers op dat papier."

o. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 2 juli 2003 is tijdens de doorzoeking van perceel [d-straat 1], zijnde de woning/-verblijfplaats van [betrokkene 2], een aantal voorwerpen in beslag genomen.

Onder de in beslag genomen voorwerpen zijn twee horloges, die op de kennisgeving van inbeslagname zijn aangegeven onder nummer 42 respectievelijk 43. Het horloge genoemd onder nummer 42 is een herenhorloge van het merk D&G (Dolce & Gabbana) met daaraan een label met het serienummer 3719270089. Dit nummer was ook aangebracht op een sticker op de achterkant van de horlogekast. Horloge nummer 43 is van het merk Vanceur, met op de achterkant een sticker met daarop een aantal slecht leesbare letter/cijferreeksen, waaronder [...]. Ik heb deze serienummers nagetrokken in het Xpol-systeem van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Daarbij bleek dat deze horloges deel uitmaakten van een partij van 138 horloges die op 1 juli 2003 zijn ontvreemd bij juwelierszaak [C] te [plaats A].

Tevens werd tijdens de doorzoeking een handgeschreven brief aangetroffen waarop in totaal 96 horloges waren omschreven.

Bij vergelijking van de inventarislijst van juwelier [C], behorend bij de aangifte Xpol, met de lijst van [betrokkene 2] constateerde ik dat vrijwel alle horloges die staan op de lijst van [betrokkene 2] ook voorkomen op de lijst van [C]."

p. een proces-verbaal, zijnde een weergave van een telefoongesprek van de verdachte ([verdachte]) met een derde op

1 juli 2003, voor zover inhoudende:

"[verdachte]: Luister mop. Heb jij interesse in een partijtje klokjes.

[betrokkene 3]: Ja, nou ja, ik denk dat het wel moeilijk wordt.

[verdachte]: Het is van Dolce Gabbana en Anna Klein.

[betrokkene 3]: Nou ik wil het wel even zien.

[verdachte]: Ja, serieus?

[betrokkene 3]: Ja.

[verdachte]: Het zijn er honderd stuks. Als je interesse hebt, dan kan ik je ophalen en dan kunnen we gaan kijken."

q. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 2 juli 2003 onderzocht ik een in beslag genomen computer, een laptop van het merk Toshiba, type Satelite Pro 4200. Uit het lopende onderzoek was het vermoeden gerezen dat deze laptop mogelijk van misdrijf afkomstig was.

Ik heb de computer aangezet en naar de op deze computer aanwezige Word-documenten gekeken. De meeste documenten waren persoonlijke brieven in het Duits gesteld, waarop als afzender vermeld stond een persoon genaamd [benadeelde partij 4].

Uit onderzoek in de politie-administratie bleek mij dat op 9 juni 2003 aangifte was gedaan door een persoon genaamd [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats]. Door genoemde aangever werd aangifte gedaan van diefstal door middel van braak uit haar auto van een laptop merk Toshiba."

3.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte behalve over de bewezenverklaarde camera's, parfumerie-artikelen en een computer ook over horloges en nog meer computers een zodanige feitelijke zeggenschap had dat hij die voorwerpen in de zin van art. 416 Sr voorhanden had.

3.4. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Beoordeling van het vierde middel

4.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv heeft nagelaten in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging omtrent het bewijs van het tenlastegelegde onder 2.

4.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezen verklaard dat:

"hij op 1 juli 2003 te Amsterdam voorhanden heeft gehad

- 28 kogelpatronen, Federal, kaliber .22 Long Rifle en

- 40 kogelpatronen, Blazer CCI, kaliber .22 Long Rifle en

- 59 kogelpatronen, mini Mag, kaliber .22 Long Rifle en

- 49 kogelpatronen, Magtech, kaliber 9mm Luger en

- 38 kogelpatronen, Magtech, kaliber 9mm Luger en

- 50 kogelpatronen, merk PMC, kaliber .38 special, type deelmantel en

- 1 kogelpatroon, kaliber 357 magnum, type deelmantel en

- een patroonhouder, zijnde een specifiek onderdeel/hulpstuk van een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie III"

4.3. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

"Verbalisanten: In je woning vond de politie patronen. Van wie is deze munitie?

Verdachte: Deze munitie is van mij."

b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Bij een doorzoeking op 1 juli 2003 in de woning [a-straat 1] te [woonplaats] werden de volgende goederen in beslag genomen

Munitie

- 1 doosje (Federal) inhoud 28 patronen, zijnde kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle, met loden kop;

- 1 doosje (Blazer CCI) inhoud 40 patronen, zijnde kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle, met loden kop;

- 1 doosje (mini Mag) inhoud 59 patronen, zijnde kogelpatronen van het kaliber .22, longrifle, rondneus;

- 1 doosje (Magtech) inhoud 49 patronen, zijnde kogelpatronen van het kaliber 9mm luger, rondneus volmantel;

- 1 doosje (Magtech) inhoud 38 patronen, zijnde kogelpatronen van het kaliber 9mm, luger, rondneus volmantel;

- 1 doosje (PMC) inhoud 50 patronen, zijnde kogelpatronen van het kaliber .38 special, deelmantel, softnose

- 1 kogelpatroon, kaliber 357 magnum, type deelmantel, softnose.

De aangetroffen patronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, tweede lid, categorie III van de Wet wapens en munitie."

c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Bij een doorzoeking op 1 juli 2003 in de woning [a-straat 1] te [woonplaats] werd een patroonhouder in beslag genomen. Dit is een onderdeel dat overeenkomstig artikel 3 van de WWM een specifiek onderdeel/hulpstuk is van een vuurwapen als bedoeld in artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De houder omschrijf ik als volgt: lengte 11 centimeter, breedte 2,5 centimeter, kleur zwart, geschikt voor munitie van onder meer het kaliber 9 mm."

4.4. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota, voor zover hier van belang inhoudende:

"Feit 2 artikel 26 Wet Wapens en Munitie In het KVI's dossier blz. 32 worden de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld, die tevens telastegelegd worden onder feit 2. Deze goederen zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning aan

[a-straat 1] en wel in de melkbus, onder een tweede melkbus, in de gang van de woning.

In eerste aanleg is [getuige 1] gehoord als getuige (proces-verbaal terechtzitting). [Getuige 1], een oom van cliënt, verklaart onder meer dat de patronen en de houder van hem zijn. Hij heeft deze voorwerpen in het huis van zijn broer en cliënt verstopt tijdens hun vakantie. De reden hiervoor was dat zijn eigen huis verbouwd werd. [Getuige 1] is naderhand vergeten dat de voorwerpen daar nog lagen. Hij verklaart tevens dat zijn broer, noch cliënt op de hoogte waren van dit feit.

Cliënt verklaard tevens op 21 juli 2003 blz. 9 "Al mijn persoonlijke eigendommen liggen in mijn slaapkamer. In de andere kamer liggen geen spullen van mij."

Derhalve verzoek ik u om cliënt vrij te spreken van het voorhanden hebben van de onder 2 tenlastegelegde voorwerpen wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs."

4.5. De gebezigde bewijsmiddelen houden niet in waar in de woning de bij de doorzoeking aangetroffen patronen en de patroonhouder zijn gevonden zodat niet kan worden uitgesloten dat de bewezenverklaring voorwerpen bevat die niet in de slaapkamer van de verdachte lagen en waaromtrent hij, zoals bepleit, geen kennis had.

Hetgeen bij pleidooi is aangevoerd kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht. Het Hof is in zijn arrest van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken door het onder 2 tenlastegelegde bewezen te verklaren, maar heeft, in strijd met art. 359, tweede lid, Sv niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Dit verzuim heeft ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid tot gevolg.

4.6. Het middel is gegrond.

5. Beoordeling van het zevende middel

5.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte de op de beslaglijst onder 24 en 25 genoemde nabootsingen van een vuurwapen heeft onttrokken aan het verkeer nu het Hof, niettegenstaande het ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte ter zake van die nabootsingen, niet heeft vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.

5.2. De bestreden uitspraak houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

"Bewezengeachte

(...)

3 hij op 1 juli 2003 te Amsterdam twee wapens van categorie I, onder 7, te weten twee nabootsingen van een pistool, zijnde voorwerpen die voor wat betreft vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonden met een vuurwapen

en hij op 1 juli 2003 te Amsterdam een wapen van categorie I, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.

(...)

Strafbaarheid van het bewezengeachte

Het onder 3 met betrekking tot de twee wapens van categorie I, onder 7, te weten twee nabootsingen van een pistool bewezengeachte, levert -gelet op de redactie van de tenlastelegging- geen strafbare feiten op. De verdachte dient derhalve ten aanzien van die feiten te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

(...)

Oplegging van straffen en maatregel

(...)

De in de als bijlage B aan dit arrest gevoegde lijst onder nummers (...) 24, 25 (...) vermelde inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien het onder 2 en 3 bewezengeachte met betrekking tot deze voorwerpen is begaan, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang."

5.3. Art. 36b, eerste lid onder 3°, Sr luidt, voor zover hier van belang:

"1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden uitgesproken:

(...)

3° bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan."

5.4. Het Hof heeft de verdachte van het bewezenverklaarde onder 3, voor zover het de twee nabootsingen van een pistool betreft, ontslagen van alle rechtsvervolging en overwogen dat dat geen strafbare feiten oplevert. Nu het Hof de onttrekking aan het verkeer van deze inbeslaggenomen voorwerpen heeft bevolen maar het bestreden arrest niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid onder 3°, Sr.

5.5. Het middel slaagt.

6. Beoordeling van het achtste middel

6.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.

6.2. De verdachte heeft op 10 mei 2005 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 20 april 2006 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het middel is dus terecht voorgesteld. De rechter naar wie de zaak zal worden teruggewezen zal in geval van strafoplegging die overschrijding daarbij dienen te betrekken.

7. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking meer behoeven en als volgt moet worden beslist.

8. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de beslissing ter zake van de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen voor zover het de nabootsingen van vuurwapens betreft welke als nummer 24 en 25 op de lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen zijn genoemd;

Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak inzoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 3 april 2007.