Hoge Raad, 20-01-2009, BG5562, 07/10229
Hoge Raad, 20-01-2009, BG5562, 07/10229
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 januari 2009
- Datum publicatie
- 21 januari 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BG5562
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG5562
- Zaaknummer
- 07/10229
Inhoudsindicatie
Omvang volmacht. Het Hof heeft verdachte niet-ontvankelijk verklaard in hb (dat door zijn moeder is ingesteld) omdat in de door verdachte aan zijn moeder afgegeven algemene volmacht niet is aangegeven dat een rechtsmiddel wordt aangewend tegen een vonnis dat tegen de volmachtgever is gewezen. HR: De bestreden beslissing is ontoereikend gemotiveerd. Het Hof had moeten doen blijken te hebben onderzocht of de griffier die de akte heeft opgemaakt de in die akte genoemde comparant mededeling heeft gedaan van het vereiste van een bijz. schriftelijke volmacht. Bij gebreke van een zodanige mededeling zou immers de omstandigheid dat het beroep niet is ingesteld op de wijze a.b.i. art. 450.1.b Sv het gevolg kunnen zijn van een niet aan verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim, in welk geval verdachte ontvankelijk zou dienen te worden verklaard in zijn hb (vgl. HR LJN AD6200).
Uitspraak
20 januari 2009
Strafkamer
nr. 07/10229
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 mei 2007, nummer 22/001983-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde in hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte op ontoereikende gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
2.2. De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
(i) De inleidende dagvaarding is op 26 januari 2006 in persoon aan de verdachte uitgereikt.
(ii) De verdachte is ter terechtzitting van de Politierechter van 21 maart 2006 verschenen. De Politierechter heeft terstond mondeling vonnis gewezen.
(iii) De verdachte heeft, blijkens de aan de akte rechtsmiddel gehechte brief d.d. 29 maart 2006, zijn moeder, [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], schriftelijk gemachtigd om zijn belangen "betreffende de rechtbank" te behartigen.
(iv) Blijkens de akte rechtsmiddel is [betrokkene 1] de volgende dag, 30 maart 2006, ter griffie van de Rechtbank verschenen om namens de verdachte beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de Politierechter van 21 maart 2006.
(v) Op 8 mei 2007 is de verdachte ter terechtzitting van het Hof verschenen. Het Hof heeft onmiddellijk uitspraak gedaan en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
2.3. Het Hof heeft de bestreden beslissing als volgt gemotiveerd:
"Blijkens een algemene volmacht d.d. 29 maart 2006 heeft de verdachte zijn moeder [betrokkene 1] gemachtigd om de belangen van hem betreffende de rechtbank te behartigen. In die volmacht is niet aangegeven dat er een rechtsmiddel wordt aangewend tegen een vonnis dat tegen de volmachtgever is gewezen. Gelet hierop voldoet die algemene volmacht niet aan de eisen zoals gesteld in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering.
Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep."
2.4. De door het Hof genoemde machtiging luidt aldus:
"[plaats], 29 maart 2006,
Bij deze machtig ik, [verdachte], mijn moeder [betrokkene 1], om de belangen van mij betreffende de rechtbank te behartigen.
Wij tekenen hiervoor,
[verdachte]
[betrokkene 1]"
2.5. De bestreden beslissing is ontoereikend gemotiveerd. Het Hof had moeten doen blijken te hebben onderzocht of de griffier die de akte heeft opgemaakt de in die akte genoemde comparant mededeling heeft gedaan van het vereiste van een bijzondere schriftelijke volmacht. Bij gebreke van een zodanige mededeling zou immers de omstandigheid dat het beroep niet is ingesteld op de wijze als voorgeschreven in art. 450, eerste lid aanhef en onder b, Sv het gevolg kunnen zijn van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim, in welk geval de verdachte ontvankelijk zou dienen te worden verklaard in zijn hoger beroep (vgl. HR 29 januari 2002, LJN AD6200).
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 januari 2009.