Home

Hoge Raad, 03-02-2009, BG6577, 08/00470

Hoge Raad, 03-02-2009, BG6577, 08/00470

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 februari 2009
Datum publicatie
4 februari 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BG6577
Formele relaties
Zaaknummer
08/00470
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 288, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 418

Inhoudsindicatie

Getuigenverzoeken. Maatstaf. Bij schriftuur ex art. 410 Sv heeft de verdediging verzocht 3 getuigen op te roepen. Gelet op art. 418 jo. art. 288 Sv kon het Hof het verzoek slechts afwijzen op de in art. 288.1 Sv genoemde gronden. Uit zijn op het verzoek genomen beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering kan niet zonder meer volgen dat het Hof die maatstaf heeft aangelegd.

Uitspraak

3 februari 2009

Strafkamer

Nr. 08/00470

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 3 mei 2007, nummer 24/001704-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak en subsidiair tot vernietiging uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging met vermindering van de straf.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof het verzoek van de verdediging tot het oproepen van [getuige 1] als getuige ten onrechte heeft afgewezen, althans dat die afwijzing ontoereikend is gemotiveerd.

2.2. Bij schriftuur als bedoeld in art. 410 Sv heeft de verdediging de oproeping verzocht van een drietal personen, onder wie [getuige 1]. De Advocaat-Generaal heeft die oproeping geweigerd. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2006 heeft de verdediging aldaar het bij appelschriftuur gedane verzoek, ook ten aanzien van [getuige 1] gehandhaafd. Dat proces-verbaal houdt in dit opzicht het volgende in:

"De raadsman:

Ik blijf bij mijn schriftelijk verzoek van 17 juli 2006 om [getuige 1], zijnde plaatsvervangend chef van de RCIE regiopolitie Drenthe, [getuige 2], zijnde brigadier van politie Drenthe en [getuige 3] te horen als getuige.

Mijn cliënt heeft op 3 oktober 2006 alsnog een verklaring afgelegd naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Assen. Daarom verzoek ik tevens de in dat verhoor door cliënt genoemde [getuige 4] als getuige te horen.

De hele zaak is aan het rollen gegaan door slechts 1 tip. Cliënt heeft de indruk gekregen dat er dingen niet kloppen. Het is eigenlijk onmogelijk dat de tip bij de politie is binnengekomen. Cliënt twijfelt aan de betrouwbaarheid van de tip. Het is allemaal vooropgezet. Elders is een onderzoek geweest waarbij de naam van cliënt opdook. Toen is de behoefte gekomen om in de schuur van cliënt te kijken en is er een tip 'nodig' geweest. De verbalisanten die cliënt op 3 oktober 2006 hebben verhoord hebben aangegeven dat er meer speelt maar dat dat niet in de zaak tegen cliënt naar voren komt. De conclusie moet mijns inziens zijn dat het bewijs tegen cliënt onrechtmatig is verkregen. We moeten daarom weten waar de tip vandaan komt.

De voorzitter doet mededeling van een recente uitspraak van de Hoge Raad van 5 september 2006 betreffende het gebruik van AIVD informatie.

De raadsman:

Mijn cliënt vindt het essentieel dat de plaatsvervangend chef RCIE wordt gehoord.

Verdachte:

Ik ben niet de eigenaar van de schuur en daarom kan er nooit iemand hebben gezegd dat ik die wapens daar had liggen. De schuur is van [betrokkene 1]. De agenten hebben op 3 oktober jl. gezegd dat ze zelf het gevoel hadden dat ze geregisseerd werden van bovenaf. Het onderzoek wordt afgebakend. Er speelde volgens hen veel meer.

Er is nooit een tip geweest. De startinformatie is ontleend aan een ander onderzoek. Ik ben geobserveerd en er zijn vermoedelijk inkijkoperaties geweest. Ze hebben met een valse tip de jackpot gevonden.

De raadsman:

Ik verzoek het hof ook de verbalisanten te horen die cliënt op 3 oktober 2006 hebben verhoord.

(...)

Verdachte:

(...)

Ik ga met veel mensen om. Ook met mensen die een criminele achtergrond hebben. Mijn telefoon is afgeluisterd. Waarschijnlijk is dat allemaal gebeurd in het kader van een ander onderzoek. Er gebeuren allemaal dingen die niet deugen. Ik word geslachtofferd. De politie vindt het allemaal wel best omdat ze mij in ieder geval te pakken hebben.

De advocaat-generaal:

(...)

Verdachte [verdachte] begeeft zich in het criminele circuit. Hij heeft documentatie. [Verdachte] is in 2005 veroordeeld ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie. Dat zijn telefoon wordt getapt is niet vreemd. [Verdachte] was onderwerp van een onderzoek. De behandeling van de zaak in hoger beroep bij het hof Arnhem is aangehouden in verband met nader onderzoek naar de zaak van de mededader. Verdachte reageert paranoia en denkt ten onrechte dat er sprake is van een complottheorie. Daar zijn geen aanwijzingen voor. Wanneer het hof perse wil uitzoeken hoe het zit met de tip kan ik alleen maar opmerken dat de CIE informatie erkende informatie is om een onderzoek te starten. Ook wanneer (nog) niets kan worden gezegd over de betrouwbaarheid van de informatie. De informanten mogen niet in gevaar worden gebracht.

Indien u toch over gaat tot het horen van [getuige 1] dan verzoek ik u het verhoor bij de rechter-commissaris te laten plaatsvinden. (...)

Primair vind ik het horen van de getuige [getuige 1] niet nodig. Subsidiair ben ik van oordeel dat indien [getuige 1] wordt gehoord dit verhoor bij de RC moet plaatsvinden.

Het horen van [getuige 2] zal mijns inziens niet veel toevoegen maar ik verzet me niet tegen het horen.

De getuige [getuige 3] is onvindbaar. Er zijn meerdere mensen met deze naam. Het lijkt mij een heilloze weg.

De raadsman:

(...)

De verklaring van [getuige 1] is belangrijk. Het betreft weliswaar startinformatie maar het hele onderzoek is gebaseerd op die ene tip en verder niets.

Getuige [getuige 2] moet gehoord worden met betrekking tot het telefoongesprek dat is gevoerd na de vondst van de kluis. Cliënt heeft de inhoud van dat telefoongesprek betwist.

Ten tweede moet [getuige 2] worden gehoord omdat hij zou hebben beweerd door het raam van de schuur te hebben gekeken. Dit is onmogelijk omdat dat raam dichtgeplakt zat.

Omdat er een behoorlijke partij wapens is gevonden is het ook nodig [getuige 3] te horen. Justitie wil toch ook meer over die wapens weten.

(...)

Voorts verzoek ik u ook de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te horen in verband met de uitlatingen die zij tijdens het verhoor van cliënt op 3 oktober 2006 hebben gedaan met betrekking tot het onderzoek.

De advocaat-generaal:

Wanneer er toch wordt gespit dan ook de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] maar horen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat [getuige 3], als deze al te vinden is, zal doorslaan op het gegeven dat er wellicht wat in Amsterdam of in Joegoslavië wordt gevonden."

2.3. Het genoemde proces-verbaal houdt als beslissing van het Hof het volgende in:

"Het hof deelt - bij monde van de voorzitter - mee:

De politie mag CIE informatie gebruiken als start informatie voor een opsporingsonderzoek. De politie heeft vervolgens vergaande bevoegdheden inzake opsporing van overtredingen van de Wet wapens en munitie. Het hof neemt daarbij in aanmerking de genoemde justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij vaker onderwerp van onderzoek is geweest ter zake een soortgelijk delict. Het verzoek voor het horen van de plaatsvervangend chef RCIE [getuige 1] wordt derhalve afgewezen.

Het hof is voorts van oordeel dat het noodzakelijk is de overige door de raadsman opgegeven, nog niet op de terechtzitting gehoorde getuigen te horen.

Het hof schorst hiertoe het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd en stelt door tussenkomst van de advocaat-generaal de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Assen, teneinde als getuigen te horen:

[getuige 2], brigadier van politie Drenthe,

[getuige 3], [a-straat 1] te [plaats],

[getuige 4],

[verbalisant 2], hoofdagent van politie Drenthe, district Zuidwest, en

[verbalisant 1], brigadier van politie Drenthe, district Zuidwest, en voorts alle andere onderzoekshandelingen te verrichten welke dienstig voorkomen."

2.4. Gelet op art. 418, in verbinding met art. 288 Sv kon het Hof het verzoek slechts afwijzen op de in het eerste lid van laatstgenoemde bepaling genoemde gronden. Voor het onderhavige geval betekent dit dat het Hof onder ogen had te zien of redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het afzien van de oproeping van de getuige [getuige 1] de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Uit zijn op het verzoek genomen beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering kan niet zonder meer volgen dat het Hof die maatstaf heeft aangelegd. Over dat motiveringsgebrek klaagt het middel terecht.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 3 februari 2009.