Home

Hoge Raad, 19-05-2009, BH7256, 07/12081

Hoge Raad, 19-05-2009, BH7256, 07/12081

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 mei 2009
Datum publicatie
19 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH7256
Formele relaties
Zaaknummer
07/12081

Inhoudsindicatie

Aanhoudingsverzoek i.v.m. nieuwe rm. De vaststelling van het Hof dat verdachte er zelf voor heeft gekozen om pas kort voor de tz. met zijn rm te overleggen is niet zonder meer begrijpelijk. Het pv ttz. houdt immers in dat verdachte heeft verklaard dat hij verschillende keren met zijn rm heeft gesproken en dat “afgelopen zaterdag” n.a.v. de door de rm opgestelde pleitnota een vertrouwensbreuk is ontstaan.

Uitspraak

19 mei 2009

Strafkamer

nr. 07/12081

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 april 2007, nummer 22/007334-05, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof het door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2007 gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak opdat zijn raadsman aanwezig zou kunnen zijn, ten onrechte, althans onvoldoende met redenen omkleed, heeft afgewezen.

2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2006 houdt het volgende in:

"De voorzitter doet mededeling van een faxbericht d.d. 22 november 2006, inhoudende het verzoek van de raadsman om de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden in verband met de omstandigheid dat zijn cliënt is opgenomen in het ziekenhuis te Turnhout.

(...)

Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het hof de behandeling van de zaak zal aanhouden voor onbepaalde tijd teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen op een volgende terechtzitting te verschijnen.

(...)"

2.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2007 houdt het volgende in:

"De voorzitter doet mededeling van de navolgende stukken:

* Een fax van mr. Th.J.H.M. Linssen, destijds raadsman van de verdachte, d.d. 16 maart 2007, inhoudende de mededeling dat voor de zitting van 21 maart 2007 door de verdediging een drietal getuigen meegebracht zullen worden;

* Een fax van verdachte d.d. 19 maart 2007 inhoudende het verzoek om aanhouding van de zaak op 21 maart 2007 teneinde hem in de gelegenheid te stellen een nieuwe raadsman te zoeken, nu de huidige raadsman van de verdachte, mr. Linssen, wegens een vertrouwensbreuk met de verdachte, de verdachte niet meer zal bijstaan in de onderhavige zaak;

* Een fax van mr. Th.J.H.M. Linssen d.d. 21 maart 2007, inhoudende de mededeling dat de verdachte te kennen heeft gegeven dat hij in de onderhavige zaak niet langer door mr. Linssen wil worden bijgestaan.

De verdachte deelt mede dat de per fax d.d. 16 maart 2007 door de verdediging aangegeven getuigen heden niet zijn meegebracht naar de zitting. Hij deelt voorts mede dat zijn raadsman heden ter terechtzitting niet zal verschijnen en hij verzoekt om aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde hem in de gelegenheid te stellen om een nieuwe raadsman te zoeken.

(...)

De voorzitter merkt op dat al langere tijd bekend is dat de terechtzitting van heden plaats zal vinden.

De verdachte verklaart hierop - zakelijk weergegeven:

"Ik ben afgelopen zaterdag bij mijn raadsman geweest. Ik was het toen niet eens met de door hem opgestelde pleitnota. Ik heb woensdag iemand anders gevonden die bereid is om als raadsman voor mij op te treden. Hij heeft echter aangegeven niet op zo'n korte termijn de zaak over te willen nemen. Vandaar dat ik nu verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak."

De advocaat-generaal verzet zich tegen aanhouding van de behandeling van de zaak, nu zijns inziens, gelet op het feit dat de verdachte al geruime tijd op de hoogte was van de zittingsdatum van de onderhavige zaak alsmede nu het de keuze van de verdachte is geweest om pas op een laat tijdstip met zijn raadsman overleg te voeren over de onderhavige zaak, een voortvarende behandeling van de zaak dient te prevaleren.

De verdachte merkt op dat hij op verschillende keren heeft gesproken met zijn raadsman maar dat hij het niet eens is met de door zijn raadsman opgestelde pleitnota, onder meer nu hij om meerdere getuigen heeft gevraagd aan welk verzoek door zijn raadsman geen uitvoering is gegeven.

Het hof onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraadslaging. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat, gelet op het feit dat de behandeling van de onderhavige zaak reeds eerder al eens is aangehouden alsmede gelet op het feit dat de verdachte er zelf voor heeft gekozen om pas kort voor de terechtzitting van heden met zijn raadsman te overleggen, de noodzaak tot aanhouding ontbreekt, en het belang van een voortvarende rechtspleging prevaleert boven het belang van de verdachte bij aanhouding, zodat het verzoek van de verdachte om aanhouding van de behandeling van de zaak wordt afgewezen."

2.3. De vaststelling van het Hof dat de verdachte er zelf voor heeft gekozen om pas kort voor de terechtzitting van het Hof van 21 maart 2007 met zijn raadsman te overleggen is niet zonder meer begrijpelijk. Het proces-verbaal van die terechtzitting houdt immers in dat de verdachte aldaar heeft verklaard dat hij verschillende keren met zijn raadsman heeft gesproken en dat "afgelopen zaterdag" naar aanleiding van de door de raadsman opgestelde pleitnota een vertrouwensbreuk tussen de verdachte en zijn raadsman is ontstaan.

2.4. Het middel slaagt.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 mei 2009.