Home

Hoge Raad, 17-04-2009, BI1253, 43351

Hoge Raad, 17-04-2009, BI1253, 43351

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 april 2009
Datum publicatie
17 april 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI1253
Formele relaties
Zaaknummer
43351

Inhoudsindicatie

Art. 229 Gemeentewet. Verzoek tot vrijstelling van verbod in bestemmingsplan ziet in overwegende mate op individueel belang. Terecht leges geheven.

Uitspraak

nr. 43.351

17 april 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 11 mei 2006, nr. 04/01653, betreffende na te melden van X te Z (hierna: belanghebbende) geheven leges.

1. Het geding in feitelijke instantie

Van belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend 3 maart 2004, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een bedrag van € 323 aan leges geheven. Het bedrag aan leges is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling Financiën en Bestuur van de gemeente Lochem (hierna: de heffingsambtenaar) gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof te Arnhem.

De heffingsambtenaar heeft nadien bij kennisgeving, gedagtekend 8 september 2005, het legesbedrag ambtshalve verminderd tot € 314.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de heffingsambtenaar alsmede het nader vastgestelde heffingsbesluit vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende is in verband met echtelijke problemen op of omstreeks 1 november 2003 verhuisd naar een recreatiewoning te Z. Volgens het toen geldende bestemmingplan was het verboden deze woning te gebruiken voor een ander doel dan recreatie. Nadat belanghebbende daarop door de gemeente was gewezen, heeft zij op 17 november 2003 verzocht om een tijdelijke vrijstelling van dit verbod op de voet van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Op 27 januari 2004 is een tijdelijke vrijstelling verleend. De gemeente Lochem heeft belanghebbende leges in rekening gebracht ter zake van het in behandeling nemen van haar verzoek.

3.1.2. Artikel 2 van de Legesverordening 2003 van de gemeente Lochem (hierna: de Verordening) luidt:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'leges' worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel."

3.1.3. Onderdeel 14.3.1 van de Tarieventabel, behorende bij de Verordening, luidt voor zover hier van belang:

"Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan als bedoeld in artikel (...) 17 (...) van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (...) € 314".

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat geen sprake is van een aan belanghebbende verrichte dienst, zoals voor de toepasselijkheid van artikel 2 van de Verordening in verbinding met artikel 229, lid 1, letter b, van de Gemeentewet is vereist, omdat met de beoordeling van de aanvraag tot het verkrijgen van de vrijstelling niet minder het publieke belang is gediend dan het individuele belang van belanghebbende.

3.3.1. Het Hof is terecht ervan uitgegaan dat door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden slechts als een dienst kunnen worden aangemerkt, indien het gaat om werkzaamheden die liggen buiten het gebied van de publieke taakuitoefening en rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Voorts heeft het Hof terecht tot uitgangspunt genomen dat de handhaving van de regels van het bestemmingsplan tot die publieke taakuitoefening behoort omdat daarmee het algemene belang is gediend dat is gebaat bij een goede ruimtelijke ordening in de gemeente. Uit dit uitgangspunt vloeit echter voort dat het verzoek van een particulier om van een bestemmingsplan af te wijken in het algemeen niet op het publieke belang zal zijn gericht, maar zal zijn gestoeld op een persoonlijke wens van de verzoeker. Dat geldt ook voor het onderhavige verzoek van belanghebbende om haar tijdelijk vrijstelling te verlenen van het verbod van permanente bewoning van de recreatiewoning, zoals dat in het bestemmingsplan is opgenomen. De werkzaamheden van het gemeentebestuur bij de beoordeling van dat verzoek houden rechtstreeks en in overwegende mate verband met dit individuele belang van belanghebbende. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat het gemeentebestuur bij zijn beslissing op het verzoek de belangen van belanghebbende afweegt tegen de gevolgen voor de ruimtelijke ordening.

3.3.2. De klachten van het College komen in zoverre terecht op tegen het andersluidende oordeel van het Hof. Voor het overige behoeven die klachten geen behandeling.

3.4.1. Voor het Hof heeft belanghebbende nog gesteld dat geen leges geheven hadden mogen worden, omdat (i) op geen enkele wijze is medegedeeld dat leges betaald moeten worden, (ii) zij al definitieve huisvesting had voordat het besluit tot verlening van vrijstelling werd genomen, en (iii) de procedure bij de gemeente te lang heeft geduurd.

3.4.2. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. Uit artikel 139 van de Gemeentewet volgt dat leges krachtens een verordening mogen worden geheven nadat de verordening bekend is gemaakt in het gemeenteblad, dan wel, bij gebreke daarvan, door opneming in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave. Blijkens de gedingstukken is de Verordening bekendgemaakt in het huis-aan-huis blad [...] van 18 december 2002.

Leges worden volgens de Verordening en de bijbehorende Tarieventabel verschuldigd ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan. Dat belanghebbende de vrijstelling op het moment waarop deze verleend werd niet meer nodig had omdat zij inmiddels elders woonachtig was, en dat de procedure lang heeft geduurd, is niet relevant voor de beantwoording van de vraag of een bedrag aan leges verschuldigd is. De in 3.4.1 weergegeven stellingen van belanghebbende moeten derhalve worden verworpen.

3.5. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,

verklaart het tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond, en

handhaaft het bedrag aan leges zoals dat bij kennisgeving met dagtekening 8 september 2005 ambtshalve nader is vastgesteld op € 314.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2009.