Home

Hoge Raad, 01-09-2009, BJ2770, 07/11963

Hoge Raad, 01-09-2009, BJ2770, 07/11963

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 september 2009
Datum publicatie
18 september 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BJ2770
Formele relaties
Zaaknummer
07/11963

Inhoudsindicatie

Voorwaardelijk getuigenverzoek. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als het verzoek om in geval het Hof de door de verdediging aan het beroep op noodweer, subsidiair noodweerexces ten grondslag gelegde toedracht niet aanstonds aannemelijk zou achten, twee getuigen te horen. Het Hof heeft in het bestreden arrest het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen en in dat verband de door de verdediging gestelde toedracht niet aannemelijk geacht. Dat brengt mee dat het Hof aan het gedane verzoek tot het horen van getuigen niet had mogen voorbijgaan en daarop een uitdrukkelijke beslissing had moeten geven. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting, noch het bestreden arrest houdt een zodanige beslissing in. Daarom lijdt de bestreden uitspraak aan nietigheid. Het middel slaagt.

Uitspraak

1 september 2009

Strafkamer

nr. 07/11963

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 7 september 2007, nummer 24/001583-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak met terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].

2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:

"De verdediging heeft meerdere malen verzocht getuigen te horen. Ik ben mij er van bewust dat de appelschriftuur te laat is ingediend om het criterium van het verdedigingsbelang van toepassing te laten zijn. Daar staat tegenover dat de verdediging reeds in eerste aanleg heeft verzocht de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] te horen. Gelet daarop zou naar mijn mening toch het criterium van het verdedigingsbelang moeten worden aangelegd. Voor het geval toch het noodzaakcriterium van toepassing wordt geacht, dienen aangever en [getuige 2] nog als getuigen te worden gehoord. Ik blijf bij mijn verzoek en doe geen afstand van het horen van deze getuigen. Ik wijs er nog op dat ook aan de rechtercommissaris eerder is verzocht getuigen te horen en dat dat verzoek is afgewezen. Het moet altijd mogelijk zijn voor een verdachte om een aangever te horen. Mijn cliënt kan zich niet voorstellen dat [getuige 1] zich niets meer kan herinneren. Daar komt bij dat [getuige 1] niets heeft verklaard over hetgeen vóór het incident is voorgevallen. Ook dat wekt bij mijn cliënt bevreemding. Wat er in de aanloop naar het incident is gebeurd, is voor mijn cliënt essentieel. De verdediging verzoekt niet alle getuigen te horen. Wel is zij van mening dat [getuige 1] en [getuige 2] nog dienen te worden gehoord. De verdediging vermoedt dat [getuige 1] nu meer kan verklaren. Hij kan gegevens verstrekken die van belang zijn voor de beoordeling van het beroep op noodweer/noodweerexces.

[Getuige 2] is een aparte figuur in het dossier. De politie heeft hem in een bepaalde richting ondervraagd. Er is sprake van een eenzijdig onderzoek. [Getuige 2] is niet gevraagd of hij heeft gehoord dat mijn cliënt bedreigd is. Hij heeft dat echter wel gehoord. Voor de beoordeling van de gevoerde verweren is het noodzakelijk de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te horen. Ik verzoek u ook goed te luisteren naar wat mijn cliënt verklaard heeft. Dat alleen is al voldoende voor het aannemen van noodweer/noodweerexces. Poging tot doodslag is overigens niet aan de orde. Ik geloof niet dat iemand had kunnen overlijden door die trap. Er is wel sprake van zwaar lichamelijk letsel. Voor wat betreft de bewezenverklaring refereer ik mij aan uw oordeel.

(...)

De raadsman dupliceert - zakelijk weergegeven -:

(...)

Ik handhaaf het verzoek tot het horen van getuigen, voor zover de situatie daar en op dat moment niet duidelijk is."

2.2.2. Voorts houdt het proces-verbaal van de terechtzitting in als mededeling van de Voorzitter:

"Het hof zal uit praktische overwegingen de verzoeken van de raadsman betrekken bij de beraadslaging in raadkamer."

2.3. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als het verzoek om in geval het Hof de door de verdediging aan het beroep op noodweer, subsidiair noodweerexces ten grondslag gelegde toedracht niet aanstonds aannemelijk zou achten, [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen. Het Hof heeft in het bestreden arrest het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen en in dat verband de door de verdediging gestelde toedracht niet aannemelijk geacht. Dat brengt mee dat het Hof aan het gedane verzoek tot het horen van getuigen niet had mogen voorbijgaan en daarop een uitdrukkelijke beslissing had moeten geven. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting, noch het bestreden arrest houdt een zodanige beslissing in. Daarom lijdt de bestreden uitspraak aan nietigheid. Het middel slaagt.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 september 2009.