Home

Hoge Raad, 15-06-2010, BM2440, 08/02232

Hoge Raad, 15-06-2010, BM2440, 08/02232

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 juni 2010
Datum publicatie
16 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BM2440
Formele relaties
Zaaknummer
08/02232
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 342

Inhoudsindicatie

Art. 342.2 Sv. De HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN BK2094. In aanmerking genomen dat de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaringen van getuige X, en de overige bewijsmiddelen onvoldoende steun geven aan diens verklaringen, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Uitspraak

15 juni 2010

Strafkamer

nr. 08/02232

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 mei 2008, nummer 23/004046-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 3 tenlastegelegde feit, de aan de verdachte opgelegde straffen, de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de te dier zake opgelegde schadevergoedingsmaatregel en in zoverre terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van feit 3 uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.

3.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:

"hij in de maand oktober 2003 in de gemeente Hoorn terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij], die zich als cliënte aan verdachtes hulp had toevertrouwd, immers heeft hij, terwijl hij als bewindvoerder/schuldhulpverlener werkzaam was bij advocatenkantoor [A] [benadeelde partij] over haar rug in de richting van haar borsten gewreven."

3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 24 april 2008, voor zover inhoudende:

"Ik was in de jaren 2003, 2004 en tot 1 juni 2005 werkzaam bij het Advocatenkantoor [A] te [plaats]. Ik was werkzaam in de maatschappelijke zorg, als schuldhulpverlener en als bewindvoerder. In mijn functie van bewindvoerder voerde ik het bewind over de goederen van mijn cliënten (...)."

b. een beschikking van de Rechtbank te Alkmaar van 18 juni 2003, voor zover inhoudende dat de Rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [benadeelde partij] uitspreekt en de verdachte tot bewindvoerder benoemt.

c. een brief van de verdachte gericht aan de Rechtbank te Alkmaar, afdeling faillissementen, betreffende '[betrokkene 1 en benadeelde partij] / WSNP', voor zover inhoudende dat op 25 juli 2003 een huisbezoek heeft plaatsgevonden bij [betrokkene 1] en [benadeelde partij] te [plaats], met als bijlage een 'eerste verslag' alsmede een boedelbeschrijving van 28 juli 2003, opgemaakt door de verdachte.

d. de verklaring van de getuige [benadeelde partij] ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2007, voor zover inhoudende:

"Ik kan mij de voorvallen in 2003, waarbij verdachte betrokken was, nog herinneren. In juli 2003 heeft verdachte een huisbezoek afgelegd bij mij en [betrokkene 1], mijn toenmalige echtgenoot. Een paar weken later heeft verdachte opnieuw een huisbezoek afgelegd. Enkele maanden later ben ik naar het kantoor van verdachte gegaan. Verdachte heeft bij die gelegenheid over mijn rug gewreven, vanaf mijn linkerschouder in de richting van mijn borsten."

e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij]:

"In juli 2003 kwam ik samen met mijn toenmalige man in de schuldsanering terecht in verband met een huurschuld. We kregen toen een bewindvoerder toegewezen. Dit bleek [verdachte] te zijn van kantoor [A] te [plaats]. Op een ochtend in oktober 2003 ging ik naar het kantoor van [A] om de post op te halen. [Verdachte] kwam naar me toe. [Verdachte] zei dat ik met hem mee moest lopen naar zijn kantoor. Ik ben achter [verdachte] aan gelopen. In het kantoortje ben ik op een stoel gaan zitten. Ik zag dat [verdachte] naast mij kwam staan. Ik voelde dat hij met zijn hand over mijn rug wreef. Ik voelde dat hij over mijn rug bleef wrijven en dat hij met zijn hand in de richting van mijn borsten ging. Ik heb mijn vriendin [betrokkene 2] verteld wat er was gebeurd."

f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:

"Ik ben zo'n 10 jaar bevriend met [benadeelde partij]. [Benadeelde partij] heeft mij verteld dat ze failliet was verklaard en een bewindvoerder had gekregen. Ze vertelde me dat [verdachte] haar bewindvoerder was. Ik weet van haar dat zij overstuur was en dat zij naar het kantoor is gegaan waar hij (het hof begrijpt: [verdachte]) haar meegenomen heeft naar een kamertje apart. Hij heeft met de hand over haar rug gestreken, waarbij hij steeds dichter bij haar borst ging."

3.4. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen (vgl. HR 26 januari 2010, LJN BK2094).

3.5. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring onder 3 slechts kan volgen uit de verklaringen van de getuige [benadeelde partij], nu de overige hiervoor onder 3.3 weergegeven bewijsmiddelen onvoldoende steun geven aan haar verklaringen, is de bewezenverklaring onder 3 niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

3.6. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde, de strafoplegging, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij];

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 juni 2010.