Home

Hoge Raad, 21-12-2010, BN9210, 09/01619

Hoge Raad, 21-12-2010, BN9210, 09/01619

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 december 2010
Datum publicatie
22 december 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BN9210
Formele relaties
Zaaknummer
09/01619

Inhoudsindicatie

Art. 14b.2 jo. art. 14c.1 Sr. Duur proeftijd. Het hof had i.c. de proeftijd niet op een langere periode dan twee jaren mogen bepalen (vgl. HR LJN BB3999). De Hoge Raad herstelt deze misslag.

Uitspraak

21 december 2010

Strafkamer

Nr. 09/01619

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 april 2009, nummer 20/003902-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Breda, locatie De Boschpoort" te Breda.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot strafvermindering, tot verbetering van de strafoplegging voor zover deze betreft de vaststelling van de proeftijd en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de proeftijd heeft vastgesteld op drie jaren.

2.2. Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:

"Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.

Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland te Breda en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij Het Dok of een soortgelijke instelling."

2.3. Uit de bestreden uitspraak volgt dat de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde gedragingen hebben plaatsgevonden op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 26 juni 2008 en op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 1987 tot en met 31 december 1989. Gelet op het bepaalde in art. 14b, tweede lid, Sr in verbinding met art. 14c, eerste lid, Sr, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde, had het Hof de proeftijd niet op een langere periode dan twee jaren mogen bepalen (vgl. HR 30 oktober 2007, LJN BB3999, NJ 2008/146).

Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.

3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en voor zover daarbij de proeftijd is bepaald op 3 jaren;

vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze 34 maanden beloopt, waarvan 11 maanden voorwaardelijk;

bepaalt de proeftijd op 2 jaren;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 21 december 2010.